Wanneer iets een gewoonte is - always, never, a lot.
Wanneer iets een feit is.
Wanneer er gesproken wordt over roosters/tijdschema’s.
Examples (voorbeelden):
I walk the dog every morning. (gewoonte)
Water boils at 100 degrees Celsius. (feit)
The bus leaves at 10. (schema)
Signal words (signaalwoorden):
Always, sometimes, (n)ever, usually, seldom, often, on Mondays, every Saturday, on the weekend, etc.
How to? Infinitive (hele werkwoord) – to
She/he/it: SHIT-regel