2020 4M pincode H3 rekenen

H3 ben jij ondernemend?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3 ben jij ondernemend?

Slide 1 - Tekstslide

Noem de productiefactoren
A
Arbeid, Natuur en Kapitaal
B
Arbeid, Natuur, Kapitaal en Ondernemerschap
C
Arbeid, Natuur en Kapitaalgoederen
D
Arbeid, Natuur, Kapitaalgoederen en Ondernemerschap

Slide 2 - Quizvraag

De prijs is 60 euro exclusief 9% btw.
Bereken de prijs inclusief btw.

Slide 3 - Open vraag

De prijs is 83,49 euro inclusief 21% btw.
Bereken de prijs in euro's exclusief btw.

Slide 4 - Open vraag

De consumentenprijs is de verkoopprijs exclusief btw.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Wat is btw?
A
belasting toenemende waarde
B
belasting toegevoegde waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting tegen waarde

Slide 6 - Quizvraag

Loonkosten zijn:
A
variabele kosten
B
vaste kosten

Slide 7 - Quizvraag

Variabele kosten zijn:
A
kosten die niet veranderen met de drukte in het bedrijf
B
kosten die wel veranderen met de drukte in het bedrijf

Slide 8 - Quizvraag

Investeren is:
A
Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen
B
Het kopen van nieuwe consumptiegoederen
C
Het in dienst nemen van geschoolde werknemers
D
Het in dienst nemen van ongeschoolde werknemers

Slide 9 - Quizvraag

De bakker heeft een nieuwe oven gekocht voor €2500.
Over 5 jaar verwacht hij een nieuwe te kopen voor €3000.
Hij verwacht de oude dan in te kunnen ruilen en er €750 voor te krijgen.
Bereken de afschrijving per jaar.
A
€600
B
€1250
C
€450
D
€350

Slide 10 - Quizvraag

Hoe bereken je de verkoopprijs en de consumentenprijs?
Gebruik de volgende begrippen:
inkoopprijs, consumentenprijs, BTW, Verkoopprijs en brutowinst

Slide 11 - Open vraag

Welke beloning hoort bij welke productiefactor?
Sleep de beloningen naar de juiste plek.
kapitaal
arbeid
natuur
ondernemersschap
salaris
rente
huur
pacht
winst

Slide 12 - Sleepvraag

Een computerwinkel koopt computers in voor €395,- per stuk. De winkel rekent een brutowinstmarge van 30%. De btw op computers is 21%. Bereken de consumentenprijs.

Slide 13 - Open vraag

Wat zijn voorbeelden van bedrijfskosten?
A
afschrijvingskosten, btw en verzekeringen
B
btw, energiekosten en loon
C
huur, loon en promotiekosten
D
inkoopwaarde, huur en reclamekosten

Slide 14 - Quizvraag

Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?
A
scholing
B
arbeidsvoorwaarden
C
arbeidsverdeling
D
openingstijden

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer 2 bedrijven onder dezelfde naam verder gaan heet dat een ...
A
Overname
B
Fusie
C
Kartel
D
Samenwerkings-verband

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering

Slide 17 - Quizvraag

Een groenteboer heeft een koeling van 8500 euro gekocht.
Hij doet er 4 jaar mee en krijgt er daarna nog 500 euro voor terug. Wat is de afschrijving per jaar?
A
€ 2200
B
€ 500
C
€ 2000
D
€ 8000

Slide 18 - Quizvraag

Als het aanbod hoger wordt en de vraag blijft gelijk, dan
A
Blijft de prijs ook gelijk
B
Stijgt de prijs
C
Daalt de prijs

Slide 19 - Quizvraag

Waarom heeft de vraaglijn een dalend verloop?
A
Hoe hoger de prijs, hoe meer er gevraagd wordt
B
Hoe lager de prijs, hoe meer er gevraagd wordt
C
Omdat de aanbodlijn stijgt
D
Omdat er altijd sprake is van evenwicht

Slide 20 - Quizvraag

Wat bepaalt de evenwichtsprijs?
A
Dit is afhankelijk van de inflatie
B
Dit wordt door de overheid bepaald
C
Vraag en Aanbod

Slide 21 - Quizvraag

Hoe kan de overheid de markt beïnvloeden, noem twee mogelijkheden.

Slide 22 - Open vraag

Een frikandellenfabriek heeft 4 werknemers in dienst die 5 dagen per week werken. Samen maken ze 7200 frikandellen per 4 weken. Bereken de arbeidsproductiviteit per werknemer per dag.

Slide 23 - Open vraag

Door kartelvorming tegen te gaan, zorgt de overheid dat prijzen van producten stijgen.
A
eens
B
oneens

Slide 24 - Quizvraag

Waar kijk je naar om het marktaandeel te kunnen bepalen?
A
Naar de afzet, niet naar de omzet
B
Naar de afzet x prijs, niet naar de omzet
C
Naar de omzet, niet naar de afzet
D
Naar de afzet óf de omzet

Slide 25 - Quizvraag

In Doetinchem zijn er 3 bloemisten. De totale afzet van rozen op Valentijnsdag is 1150 rode rozen. Roberto's Flowershop verkoopt 450 rode rozen op deze dag. Hoe groot is haar marktaandeel?
A
33%
B
39%
C
33,3%
D
39,1%

Slide 26 - Quizvraag

I Bij homogene goederen is de concurrentie feller dan bij heterogene producten
II Naarmate er minder concurrentie is, hebben aanbieders meer invloed op de prijs van hun product.
A
Beide beweringen zijn juist.
B
Beide beweringen zijn onjuist.
C
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.

Slide 27 - Quizvraag

I. Bij monopolistische concurrentie is er altijd sprake van heterogene producten.
II. De kans op een kartel is bij een oligopolistische marktvorm veel groter dan bij volkomen concurrentie.

A
Beide beweringen zijn juist.
B
Beide beweringen zijn onjuist.
C
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.

Slide 28 - Quizvraag

Hoe proberen producenten hun marktaandeel te vergroten?

Slide 29 - Open vraag