Kraamvrouw en pasgeborene

Kraamvrouw en Pasgeborene
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3,4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Kraamvrouw en Pasgeborene

Slide 1 - Tekstslide

Waar wordt niet naar gekeken bij de APGAR-score?
A
Hartslag
B
Ademhaling
C
Gewicht
D
Kleur

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een normaal gewichtsverloop bij de pasgeborene?
A
Eerste 4 dagen +/- 60 gram groei per dag, daarna +/- 30 gr.
B
Eerste 2 dagen +/- 30 gram groei per dag, daarna +/- 50 gr.
C
Eerste 3 dagen geen gewichtstoename, daarna +/- 50 gr per dag
D
Eerste 3 dagen tot +/- 300 gr gewichtsverlies, daarna groei.

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel fontanellen heeft een kind na de geboorte?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quizvraag

Achterste fontanel sluit 
binnen +/- 2 maanden.   
 
Voorste kan wel twee     
jaar duren voor die           
helemaal dicht is.             

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer krijgt een kind de hielprik?
A
3-7 uur postpartum
B
3-6 dagen postpartum
C
7-12 dagen postpartum
D
2-4 weken postpartum

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

Welke andere test wordt vaak samen met de hielprik uitgevoerd?
A
Gehoorscreening
B
Oogonderzoek
C
Screening op pathologische icterus
D
Screening van neonatale reflexen

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Een beetje geel hoort erbij!

Wanneer mag een kind een beetje icterisch zijn?
A
Vanaf de geboorte tot ongeveer dag 4
B
Vanaf de geboorte tot ongeveer dag 14
C
Vanaf dag 2 tot ongeveer dag 7
D
Vanaf dag 5 tot ongeveer dag 14

Slide 10 - Quizvraag

Hyperbilirubinemie (te veel icterus) wordt het vaakst gezien bij deze combinatie van bloedgroepen.
A
Moeder bloedgroep 0, kind bloedgroep A, B of AB
B
Moeder bloedgroep A, B of AB, kind bloedgroep 0
C
Moeder resus positief (bijv. 0+ of AB+), kind resus negatief (bijv. 0- of AB-)
D
Moeder resus negatief (bijv. 0- of AB-), kind resus positief (bijv. 0+ of AB+)

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een normale hart- en ademfrequentie bij een pasgeborene?
A
hart: 180 ademhaling: 25
B
hart: 130 ademhaling: 40
C
hart: 110 ademhaling: 25
D
hart: 95 ademhaling: 20

Slide 12 - Quizvraag

Hoe heet de eerste ontlasting van het kind?
A
Meconium
B
Colostrum
C
Pylorium
D
Fecanium

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de kleur van de meconium?
A
wit-geel
B
rood-bruin
C
groen-zwart
D
geel-groen

Slide 14 - Quizvraag




Meconium (eerste ontlasting)               Ontlasting bij borstvoeding

Slide 15 - Tekstslide

Wat is er bijzonder aan de bloedsomloop van de foetus voor de geboorte?
A
Er gaat maar weinig bloed vanuit de rechterkamer naar de longen.
B
De navelstreng helpt het hart met het rondpompen van bloed.
C
Alle slagaders vervoeren zuurstofarm bloed en de aders zuurstofrijk bloed.
D
De slagaders hebben kleppen.

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Welk hormoon zorgt voor de productie van moedermelk?
A
oestrogeen
B
progesteron
C
lactinogeen
D
prolactine

Slide 19 - Quizvraag

Welk hormoon zorgt voor de toeschietreflex (= afgifte van melk)
A
oestrogeen
B
progesteron
C
hCG
D
oxytocine

Slide 20 - Quizvraag

Wat is nog een andere functie van oxytocine?
A
samentrekken van de baarmoeder
B
betere doorbloeding van de baarmoeder
C
zorgen voor 'moedergeur'
D
stimuleren van de afweer

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de medische naam voor de 'kraamzuivering'?

(= vaginaal bloedverlies na de bevalling)
A
colostrum
B
puerperium
C
lochia
D
progeria

Slide 22 - Quizvraag

Hoe lang blijft een gemiddelde kraamvrouw vaginaal bloed verliezen?
A
3-5 dagen
B
5-15 dagen
C
2-3 weken
D
4-6 weken

Slide 23 - Quizvraag

Als bij het controleren van de baarmoederstand de baarmoeder stevig/ hard aanvoelt, ....
A
...is dat een aanwijzing voor baarmoederinfectie.
B
...zit er mogelijk nog een stuk placenta in de baarmoeder.
C
...zit er mogelijk een groot stolsel in de baarmoeder.
D
....is dat een goed teken.

Slide 24 - Quizvraag

Welk type incontinentie komt bij kraamvrouwen veel voor?
A
Stress-incontinentie (=Inspannings-incontinentie)
B
Urge-incontientie (=Aandrangs-incontinentie)
C
Overloop-incontinentie (=Retentie-incontinentie)

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de voornaamste reden dat een kraamvrouw een verhoogd trombose-risico heeft?
A
Bedlegerigheid
B
Hormonale veranderingen
C
Verhoogd hematocriet
D
Obstructie van de circulatie door de samentrekkende uterus.

Slide 26 - Quizvraag

Hoelang moet een kraamvrouw die zwangerschapsdiabetes had na de bevalling nog doorgaan met het dieet en de medicatie?
A
0 dagen
B
Één week
C
Zes weken
D
Levenslang

Slide 27 - Quizvraag

Vragen? 

Slide 28 - Tekstslide