Intonatie (stemgebruik) – Op welke manier spreekt iemand?
Welke woorden geeft hij extra nadruk en vindt hij dus belangrijk?
Mompelt hij, praat hij op één toon of klinkt hij enthousiast?
Houding – Hoe zit of staat iemand? Is hij zenuwachtig of heel ontspannen? Kijkt hij de ander(en) aan of kijkt hij om zich heen?
Gebaren – Gebruikt hij zijn handen om wat hij zegt duidelijker te maken of om te laten zien dat hij iets leuk of interessant vindt?
Gezichtsuitdrukking – Kun je aan het gezicht zien hoe iemand zich voelt? Fronst hij zijn wenkbrauwen, kijkt hij verbaasd of moet hij lachen?