Maak een foto van de nagekeken huiswerkopgaven bij 14.1 (3t/m13)
1 / 18
volgende
Slide 1: Open vraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Maak een foto van de nagekeken huiswerkopgaven bij 14.1 (3t/m13)
Slide 1 - Open vraag
Beschrijf welke hoofdsoort je kiest en wat voor type ecosysteem (foto uit schrift mag ook)
Slide 2 - Open vraag
Doel
Je kunt de habitat en de niche van jouw doelsoort beschrijven. Je kunt hierbij de begrippen abiotische- en biotische factoren, tolerantiecurve, producenten, reducenten, consumenten en afvaleters correct gebruiken.
Slide 3 - Tekstslide
habitat
Levens-omgeving van een plant of dier. Plaats waar het leven van een plant of dier zich afspeelt.
Slide 4 - Tekstslide
Niche
De rol die een organisme heeft in een ecosysteem
hoe is het organisme afhankelijk van, of beinvloed het abiotische of biotische factoren in het ecosysteem.
Slide 5 - Tekstslide
Biotisch vs. abiotisch
Slide 6 - Tekstslide
Abiotisch
Levenloos
het klimaat
de bodem
water
de lucht
Slide 7 - Tekstslide
Biotisch
Levend en dood
Organismen:
bacterien
schimmels
dieren
planten
Resten van organismen:
afgevallen bladeren
Slide 8 - Tekstslide
dode dieren
A
biotisch
B
abiotisch
Slide 9 - Quizvraag
Hoort neerslag bij biotisch of abiotische factoren?
A
biotische factoren
B
abiotische factoren
Slide 10 - Quizvraag
Horen soortgenoten bij biotisch of abiotische factoren?
A
biotische factoren
B
abiotische factoren
Slide 11 - Quizvraag
(a)biotische factoren
(a)biotische factoren zijn van invloed op organismen (denk aan natuurlijke selectie!).
Soorten hebben tolerantiegebied en uiteindelijk een tolerantiegrens.
Slide 12 - Tekstslide
Optimumkromme
Optimumkromme is een diagram dat voor één bepaalde abiotische factor angeeft wat de groei- en voortplantingskansen van een populatie zijn.
Het gebied tussen het minimum en het maximum noem je het tolerantiegebied.
Slide 13 - Tekstslide
Examenvraag
Lees de tekst hiernaast
De volgende vraag gaat hierover
De afbeelding staat op de volgende slide
Slide 14 - Tekstslide
1. Welke curve, P of Q, hoort bij de Blauwe reiger? 2. Zal de ligging van de tolerantiecurve op korte termijn voor beide vogels veranderen als het in Nederland steeds warmer wordt? 3. Als de tolerantiecurven veranderen, geef dan aan of de curven naar links of naar rechts zullen verschuiven. Als deze niet veranderen, geef dan aan waardoor deze ligging niet verandert.
Slide 15 - Open vraag
Examenvraag uitleg
De blauwe reiger komt van oorsprong in Nederland voor, de Kleine zilverreiger komt uit het warmere zuiden. De Kleine zilverreiger zal in het zuiden leven omdat het tolerantiegebied van deze soort warmer is. Het tolerantiegebied van de Blauwe reiger is daarom aangegeven met P.
Het tolerantiegebied voor een abiotische factor is afhankelijk van de soort en niet van de omstandigheden in een gebied. Als het globaal warmer wordt door klimaatverandering, heeft dit geen gevolgen voor het tolerantiegebied van een soort. De ligging van de toleranteicurven blijven gelijk. Hierdoor kan het gebeuren dat soorten op zoek moeten naar een nieuw leefgebied waar de omstandigheden binnen het tolerantiegebied liggen.
Slide 16 - Tekstslide
huiswerk (deel 1)
Maak een start met een inleiding voor jouw project.
Beschrijf de habitat en niche van jouw doelsoort. Zoek uit welke abiotische en biotische factoren van belang zijn.
Beschrijf de abiotische factoren en bijbehorende tolerantiegebieden kort en bondig. Gebruik APA bronvermelding.
Beschrijf welke andere organismen invloed (positief of negatief) zouden kunnen hebben op jouw soort. Maak daarna een voedselkringloop (14.1) van jouw gewenste systeem.