6e examentraining 3F Informatieve teksten

Centraal examen Lezen & Luisteren 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Centraal examen Lezen & Luisteren 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhalen: Feit, mening, argument en drogreden
  • Nieuwe theorie: 2.1 Informatieve teksten lezen 3F.
  • Klassikaal oefenen: luisteren naar een informatieve tekst
  • Zelfstandig aan de slag met informatieve teksten lezen + Examensprint.



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een drogreden?
A
Een onjuist of vals argument
B
Een argument dat taboe is
C
Een persoonlijke aanval
D
Een verkeerde reden

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

‘Zij kan wel zeggen dat je vals zingt, maar zij kan zelf niet zingen.’
A
overhaaste generalisatie
B
Cirkelredenering
C
Persoonlijke aanval

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Epke Zonderland had wereldkampioen rekstok 2018 moeten worden. Louis van Gaal vond dat ook.’
A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Verkeerde vergelijking
C
Onjuist oorzaak-gevolgrelatie

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand die niet vooraf een proefexamen maakt, haalt een slecht resultaat. Jim heeft een onvoldoende, dus hij heeft het proefexamen niet gemaakt.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 6 - Quizvraag

Een foute conclusie trekken; een verkeerde voorstelling van oorzaak en gevolg.
Welke drogreden?
A
Bespelen van het publiek
B
Persoonlijke aanval
C
Verkeerde vergelijking
D
Vertekenen van het standpunt

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je krijgt de vragen op papier. 
2x bekijken we het filmpje (05.43).
Klassikaal bespreken we de antwoorden.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Link

Deze slide heeft geen instructies

1. Wat is de directe aanleiding voor het maken
van deze reportage?
A
De internationale trend dat binnensteden als Venetië, Barcelona, Berlijn steeds meer toeristen trekken.
B
De uitslag van een enquête onder binnenstadsbewoners van Amsterdam.
C
De extreem grote massa toeristen die de binnenstad van Amsterdam overspoelt

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Wat wil de maker duidelijk maken met de eerste beelden?
A
Het internationale karakter van de inwoners van Amsterdam.
B
Dat Amsterdam een multiculturele stad is.
C
Dat toeristen uit de hele wereld naar Amsterdam komen.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. In de reportage komt een toerisme-expert aan het woord. Wat wil hij vooral duidelijk maken?
A
Hoe druk het momenteel al in de binnenstad is.
B
Hoe het komt dat het zo druk is in de binnenstad.
C
Hoe druk het in de binnenstad gaat worden.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4. De toerisme-expert zegt: 'Het wordt een Disneyland.' Waarom gebruikt hij dit voorbeeld? Om aan te geven ….
A
....dat in de binnenstad van Amsterdam steeds meer attracties komen om toeristen te trekken.
B
....dat de binnenstad van Amsterdam alleen nog bevolkt wordt door toeristen.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5. Welke relatie is er tussen de uitspraken van de toerisme-expert en die van de mevrouw van Bewonersvereniging Centrum? Er is sprake van……
A
....een tegenstelling.
B
....een vergelijking.
C
.....een bevestiging.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Welke uitspraak is waar?
A
Amsterdam trekt op dit moment de meeste toeristen per inwoner.
B
Londen en Parijs trekken op dit moment de meeste toeristen, maar dat wordt Amsterdam.
C
Amsterdam trekt op dit moment de meeste toeristen.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

7. Waarom zijn volgens Els Iping de bewoners belangrijker voor de economie van Amsterdam dan de toeristen?
A
Omdat toeristen maar heel weinig geld uitgeven als ze in Amsterdam zijn.
B
Omdat de bewoners al hun geld uitgeven in lokale winkels en zo de stad in stand houden.
C
Omdat toeristen niet bijdragen aan de instandhouding van de bezienswaardigheden in Amsterdam.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8. Waarom ziet professor Hemel de grote hoeveelheid toeristen niet als een probleem?
A
Omdat ze altijd goed opletten en geen overlast veroorzaken.
B
Omdat je toeristen die geen overlast veroorzaken moet koesteren.
C
Omdat de overlast beperkt blijft tot een klein deel van Amsterdam.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9. Volgens critici heeft de gemeente Amsterdam geen concreet plan om de toeristenstroom te beteugelen. Wethouder Ollongren …..
A
... gaat hier in haar reactie niet op in.
B
... ontkent dit.
C
.... is het hiermee eens.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

10. Deelt wethouder Ollongren de zorgen van de critici?
A
Deels. Ze vindt de klachten terecht, maar Amsterdammers moeten er het beste van maken.
B
Nee. Ze vindt Amsterdam een succesvolle stad die de toeristenstroom aankan.
C
Ja. Ze vindt de toeristenstroom te groot en die moet dus beteugeld worden.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

11. Hoe informatief is deze reportage?
A
Heel informatief. Het probleem wordt duidelijk in beeld gebracht en verschillende belanghebbenden komen aan het woord..
B
Niet zo informatief. De nadruk ligt te veel op de toekomstvisie van de toerisme-expert en de mooie beelden van Amsterdam.
C
Helemaal niet informatief. Het wordt niet duidelijk hoeveel geld Amsterdam de toeristen opleveren en of het in Amsterdam in de toekomst slechter zal worden

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat te doen?
Deze week: Maken 2.1 Informatieve teksten (verkort)

Vorige les: Maken 1.5 Feit, mening en argument (verkort)

KLAAR? Examensprint.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies