Havo 4 - Période 3, cours semaines 5 et 6

Havo 4, periode 3 
les 1 en 2

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Havo 4, periode 3 
les 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui
  1. 10 minutes: apprendre voca p. 40, 41, 42
  2. Objectifs et examens période 3
  3. Révision: faire des phrases négatives
  4. Petit test voca p. 40, 41, 42

Slide 2 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire période 3 ? 
- Lire un BD litéraire ( Cadavre Exquis ou le Petit Prince).
- Faire les exercices du Chapitre 4.
- 'Musée de toi-même'  (=schrijf/vlog opdracht).
- Pratiquer pour le test d'expression orale.

Slide 3 - Tekstslide

10 minutes: voca p. 40, 41, 42
Consigne:
  1. Sélectionne 30 mots et 5 phrases-clés sur les thème school, opleiding, en profielkeuze aux pages 40, 41, 42 livre B
  2. Apprenez-les F>N, N>F
  3. 10 minutes!
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

PARTIE 2
LA
NÉGATION

Slide 5 - Tekstslide

Les buts: 
Na het voltooien van deze LessonUp: 
  • Weet je welke ontkenningen er zijn in het Frans
  • Weet je welke bijzonderheden er zijn. 

Dia's met een            teken staan vol met informatie. Maak van deze dia's je aantekeningen.

Slide 6 - Tekstslide

geef antwoord: waar staat de ontkenning?

Slide 7 - Open vraag

De ontkenning 

In het Nederlands: niet en geen

In het Frans altijd twee woorden: ne..... pas


Ne staat vóór de persoonsvorm

Pas staat direct achter de persoonsvorm

Dus: ontkenning deel 1 + pv + ontkenning deel 2


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

La négation (1)
Regel: de ontkenning bestaat in het Frans altijd uit twee woorden. Je zet die woorden om de persoonsvorm heen.

De persoonsvorm is bijna altijd het eerste werkwoord in de zin. 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de ontkennende zin van
je regarde la télé?
timer
0:15
A
Je regarde ne la télé pas
B
Je ne regarde pas la télé
C
Ne je pas regarde la télé
D
je ne regarde la télé pas

Slide 11 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
J'aime les maths.
timer
0:15

Slide 12 - Open vraag

Uit welke twee woorden bestaat de ontkenning "niet meer" in het Frans?
timer
0:15
A
ne...plus
B
ne...rien
C
ne...pas
D
ne...personne

Slide 13 - Quizvraag

Ontkenningen: wat is de betekenis van ne..pas encore
timer
0:15
A
nooit
B
nog niet
C
niet
D
niemand

Slide 14 - Quizvraag

Nog een ontkenning. Je wilt zeggen: nooit. Wat zeg je?
timer
0:15
A
Ne..jamais
B
ne..rien
C
ne..aucun
D
ne..pas du tout

Slide 15 - Quizvraag

Antwoord met een ontkenning:
Tu aimes le sushi?
timer
0:15
A
Non, je n'aime pas le sushi.
B
Non, tu n'aimes pas le sushi.
C
Non, j'aime pas le sushi.
D
Je ne comprends pas.

Slide 16 - Quizvraag

La négation, la base (2)
Er zijn meerdere ontkenningen die je kunt maken: 
Je ne sais pas.
Je ne sais rien.
Je ne sais jamais.
Je ne sais plus. 
Je ne connais personne ici. 
Je ne connais aucun de ces mots.
niet
ne...pas
niets
ne...rien
nooit
ne...jamais
niet meer
ne plus
niemand
ne...personne
geen enkel(e)
ne...aucun(e)

Slide 17 - Tekstslide

La négation, la base (3)
Er zijn meerdere ontkenningen die je kunt maken: 
Je ne connais pas du tout ces mots. 
Je ne connais pas non plus ces mots. 
Je ne connais pas encore ces mots. 
Je ne vois plus jamais cette fille. 
Je ne connais que ce mot en français.
helemaal niet
ne...pas du tout
ook niet
ne...pas non plus
nog niet
ne...pas encore
nooit meer
ne...plus jamais
alleen maar
ne...que

Slide 18 - Tekstslide

La négation et les verbes pronominaux
Soms is de persoonsvorm een wederkerend werkwoord. Het wederkerende stukje komt dan tussen de ontkenning in, samen met de persoonsvorm. 

Voorbeeld: 
Je me lave tous les matins. Je ne me lave pas tous les matins. 
Je - me/m'
Tu - te/t'
il - se/s'
elle - se/s'
on - se/s'
nous - nous
vous - vous
ils/elles - se/s'

Slide 19 - Tekstslide

Personne/rien
Soms is 'niemand' het onderwerp. In dat geval vertaal je dat als
'personne ne...'
Niemand weet dat ik Repelsteeltje heet. 
Personne ne sait que je m'appelle Repelsteeltje. 

Hetzelfde is mogelijk met 'niets'. Je vertaalt het dan als 'rien ne...'
Niets is moeilijk.
Rien n'est difficile. 

Slide 20 - Tekstslide

timer
0:20
ne ... rien
ne ... plus
ne ... jamais
ne ... pas encore
ne ... personne
nog niet
niet meer
niets
nooit
niemand

Slide 21 - Sleepvraag

Ik heb niets gekocht.
timer
0:10
A
Je n'ai pas acheté.
B
Je n'ai rien acheté.
C
Je n'ai jamais acheté.
D
Je n'ai personne acheté.

Slide 22 - Quizvraag

Geef een ontkennend antwoord!
Tu as vu quelqu'un?
timer
0:10
A
J'ai vu ne personne.
B
Je n'ai personne vu.
C
Je ne personne vu.
D
Je n'ai vu personne.

Slide 23 - Quizvraag

Il n'est ___ content.
Hij is nooit tevreden.
timer
0:10
A
plus
B
pas encore
C
rien
D
jamais

Slide 24 - Quizvraag

Je n'ai ____ fait. (niets)
timer
0:10
A
plus
B
pas encore
C
rien
D
jamais

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de plaats van de ontkenning
timer
0:10
A
om het werkwoord
B
voor het werkwoord
C
om de persoonsvorm
D
achter het werkwoord

Slide 26 - Quizvraag

maak ontkennend:
je vois quelqu'un

timer
0:10
A
je vois quelqu'un personne
B
je ne vois personne quelqu'un
C
je ne vois personne
D
je ne vois pas personne

Slide 27 - Quizvraag

Wat gebeurt er bij de ontkenning van c'est?
timer
0:10
A
C'est ne pas
B
Ne c'est pas
C
Ce n'est pas
D
Ce ne pas est

Slide 28 - Quizvraag

Il y a in de ontkenning wordt:
A
n'il y a pas
B
il y n'a pas
C
il n'y a pas
D
il n'y pas a

Slide 29 - Quizvraag

Het lidwoord na een ontkenning
Na een ontkenning veranderen het delend lidwoord en het onbepaald lidwoord in de/d'

Slide 30 - Tekstslide

Ik weet welke ontkenningen er zijn in het Frans.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Ik weet hoe ik een zin ontkennend moet maken in het Frans.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Les devoirs
- Fais exercice 9, 10
- Fais 'Musée de toi-même' (studiewijzer)
- Lire Cadavre Exquis / Le Petit prince
Apprendre:
- Décrire des objets (zie bijlage)
- Grammaire A, (blz. 11, ontkenning) 
ONLINE: Boîte à Gram
La négation

Slide 33 - Tekstslide

Exercice 4: Quelles matières correspondent aux filières? 
Filières
Bac L                                    Bac ES                                      Bac S
bac L =                                 bac ES =                                  bac S = 
bac littéraire                    économie & société          Scientifique 

--> CM                                    --> EM                                       --> NT/NG





Slide 34 - Tekstslide

Mogelijke antwoorden ex. 4a. 
Filières
Bac L                                                       Bac ES                                             Bac S
sciences sociales & politiques            économie                                                SVT (biologie) 
histoire                                                            informatique                                         maths 
allemand                                                         anglais                                                     physique 
géographie                                                    français                                                   chimie 

Slide 35 - Tekstslide

Quelles matières correspondent le mieux au bac S
A
géographie, physique, chimie, économie
B
physique, informatique, anglais, histoire
C
chimie, physique, maths, SVT(biologie)
D
SVT(biologie), chimie, histoire, français

Slide 36 - Quizvraag

Quelle filière correspond le mieux à ces matières:
le français, l'anglais, l'histoire, les sciences sociales et politiques.
A
bac L
B
bac ES
C
bac S

Slide 37 - Quizvraag

Quel est le nom Néerlandais pour la matière suivante:
'sciences sociales et politiques'
A
CKV
B
Bedrijfseconomie
C
Kunst algemeen
D
Maatschappijweten-schappen

Slide 38 - Quizvraag

Opdracht vlog
Musée de toi-même
  • Vertel in 2 tot 3 minuten over jezelf a.d.h.v. minimaal 10 voorwerpen .
  • Neem dit op als een Vlog 
  • Beschrijf de voorwerpen en leg uit waarom ze voor jou bijzonder zijn.

Slide 39 - Tekstslide

Musée de toi-même 

Slide 40 - Tekstslide