Oefentoets Waarnemen en gedrag

Thema 5 waarnemen, gedrag en regeling
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 5 waarnemen, gedrag en regeling

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gehoorzenuw
slakkenhuis
gehoorbeentjes
evenwichts orgaan
trommelvlies
buis van Eustachius
oorschelp
gehoorgang

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hersenen
Zenuwen
Ruggenmerg

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ella wordt geknepen door haar zusje, ze trekt haar arm terug.
Zet de woorden in de juiste volgorde.
Ruggenmerg
Ruggenmerg
Spieren
Bewustwording
Zintuigcel
Hersenen
Impulsen in zenuwen
Impulsen in zenuwen
Prikkel

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

bundel uitlopers van zenuwcellen omgeven door een beschermende laag
onderdeel van een zenuwcel dat impulsen van en naar het cellichaam geleidt
het centrale zenuwstelsel en de zenuwen

cellen die in hun geheel in het centrale zenuwstelsel liggen
Uitloper
zenuwstelsel
schakelcellen

zenuw

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zintuigen zetten prikkels om in impuls
Zenuwen sturen impuls naar hersenen
Bewust van de prikkel, hersenen nemen beslissing
Hersenen sturen impuls naar zenuwen
Lichaam reageert op prikkel

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

1
2
3
4
5
6
7
8
Zintuig -> impuls
Koud water prikkel
Bewustwording
Zenuw
Zenuw
Zenuwen in ruggenmerg
Impuls
Impuls naar hersenen

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie vangen de prikkels op?
A
Zenuwen
B
Zintuigen
C
Ruggenmerg
D
Hersenen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel zintuigen heeft de mens?
A
5
B
4
C
3
D
6

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een zintuigcel vangt prikkels op en zet die om in impulsen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar ontstaat een impuls?
A
in de zintuigcellen
B
in het zintuig
C
in de hersenen
D
in de zenuwen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het vertaling van een impuls vanuit de zintuigen door de hersenen noem je een:
A
Impuls
B
Prikkel
C
Waarneming
D
Respons

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geeft impuls door tussen hersenen en zenuwen
A
Ruggenmerg
B
Zenuwen
C
Zintuig

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Licht is de prikkel voor onze
A
neus
B
mond
C
oren
D
ogen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waaruit bestaat het zenuwstelsel?
A
Hersenen, ruggenmerg en zenuwen
B
Hersenen en zenuwen
C
Zenuwen en ruggengraat
D
Hersenen, ruggenmerg, zenuwen en zintuigen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ZET IN DE GOEDE VOLGORDE:
1. Impulsen gaan via de zenuw naar de hersenen.
2. Zintuigen nemen prikkels waar.
3. Zintuigen zetten de prikkels om in impulsen.
4. Je hersenen bepalen hoe je op de prikkel reageert.
5. Je wordt je bewust van wat je waarneemt.
6. Impulsen gaan via de zenuw naar de spieren.
A
1 - 5 - 3 - 2 - 4 - 6
B
2 - 1 - 3 - 5 - 4 - 6
C
2 - 3 - 1 - 5 - 6 - 4
D
2 - 3 - 1 - 5 - 4 - 6

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke volgorde gaat
waarnemen en reageren?
A
impuls - hersenen - impuls - respons - prikkel
B
respons- prikkel - impuls - hersenen - impuls
C
impuls - respons- impuls - prikkel - hersenen
D
prikkel - impuls - hersenen - impuls - respons

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste route van prikkel
naar de hersenen?
A
prikkel -> impuls -> zenuw -> hersenen
B
prikkel -> zintuig -> impuls -> zenuw -> hersenen
C
prikkel -> zenuw -> impuls -> hersenen
D
prikkel -> zintuig -> zenuw -> impuls -> hersenen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste route van prikkel naar hersenen?
A
prikkel -> impuls -> zenuw -> hersenen
B
prikkel -> zintuig -> impuls -> zenuw -> hersenen
C
prikkel -> zenuw -> impuls -> hersenen
D
prikkel -> zintuig -> zenuw -> impuls -> hersenen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?

A
hersenen
B
hersenen en zenuwen
C
hersenen, zenuwen en ruggenmerg
D
hersenen en ruggenmerg

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk zintuig is er nodig
voor braille?
A
Pijnzintuig
B
Gezichtszintuing
C
Drukzintuig
D
Tastzintuig

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we het "seintje" wat informatie van onze zintuigen naar de hersenen gaat?
A
Prikkel
B
Impuls
C
Zenuwstelsel
D
Licht

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gezichtszintuig
Smaakzintuig

Reukzintuig
Gehoorzintuig

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Naarmate je ouder wordt, kun minder goed hoge tonen horen. Dit komt doordat:
A
De bovenste gehoorgrens daalt door het breken van de haartjes op zintuigcellen
B
De onderste gehoorgrens stijgt door het breken van de haartjes op zintuigcellen
C
De bovenste gehoorgrens daalt door het uitdrogen van de vloeistof in het slakkenhuis
D
De onderste gehoorgrens stijgt door het uitdrogen van de vloeitstof in het slakkenhuis

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het trommelvlies staat bol naar links.
Door de buis van Eustachius kort te
openen, gaat lucht ...
A
... van de trommelholte naar de keelholte
B
... van de keelholte naar de trommelholte
C
... van de gehoorgang naar de keelholte
D
... van de keelholte naar de gehoorgang

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Je hoort een toon met een frequentie van 200 Hz.
Met welke zintuigcellen neem je deze toon waar?
1
2
A
Zintuigcellen op plek 1
B
Zintuigcellen op plek 2

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je verkouden bent en je neus is verstopt, proef je minder van je eten. Waardoor komt dat?
A
Doordat je neusslijmvlies je neusholte niet goed vochtig houdt.
B
Doordat je tong te droog is
C
Doordat geurstoffen niet bij je reukzintuig komen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het reuk-zintuig ligt in het/de

A
Neusholte
B
Neusslijmvlies
C
Keelslijmvlies
D
Keelholte

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welk moment ben je je bewust van de geur?
A
Als de prikkel in je neus komt
B
Als je zintuig de prikkel omzet in een impuls
C
Als impuls in je hersenen aankomt

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede volgorde?
A
Geurstoffen - reukzintuig - hersenen - reukzenuw
B
Geurstoffen - reukzenuw - reukzintuig - hersenen
C
Geurstoffen - reukzintuig - reukzenuw - hersenen

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk type zenuwcel vervoert de impuls vanaf je reukzintuigcellen
A
Impulszenuwcel
B
Bewegingszenuwcel
C
Schakelcel
D
Gevoelszenuwcel

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Over de hersenen worden twee uitspraken gedaan:
Ties zegt dat de hersenen gevoelig zijn voor prikkels.
Henk zegt dat je in de hersenen bewust wordt van je waarnemingen.
A
Alleen Ties heeft gelijk
B
Alleen Henk heeft gelijk
C
Ties en Henk hebben gelijk
D
Ties en Henk hebben ongelijk

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geluidstrillingen.
Oorschelp
Trommelvlies en gehoorbeentjes.
Slakkenhuis
Zenuwen

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omzetten
  • De ___________geven de trillingen door aan het ___________.
  • In het slakkenhuis zitten zintuigcellen die de trillingen omzetten in impulsen.
  • De impulsen gaan door de gehoorzenuw naar de hersenen toe.
Versterking
De trillingen worden versterkt door de gehoorbeentjes
Ontvangen
De lucht trillingen worden ontvangen door de __________, daarna het _________ en komt dan de _________ tegen. Die trilt mee

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hersenen
Zenuwen
Ruggenmerg

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Draadjes die impulsen geleiden zowel naar de hersenen als terug naar je spieren ( om bv. te bewegen).
A
Hersenenen
B
Zenuwen
C
Zintuigen
D
Impulsen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een vaste, snelle onbewuste reactie op een bepaalde prikkel noem je een..
A
impuls
B
respons
C
reflex
D
bewuste reactie

Slide 37 - Quizvraag

ONBEWUST BETEKENT OOK DAT HET NIET (Meteen)NAAR JE HERSENEN GAAT?

Zet in de juiste volgorde.
Hoe reageert mensen op uitwendige prikkels?
prikkel
zintuig
impuls
zenuw
hersenen
waarneming

Slide 38 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

komt binnen bij je zintuigcellen
Elektrische signaaltje via een zenuw
Reactie
Respons
Prikkel
Impuls

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde oefentoets

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prikkel/respons
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plek
respons
prikkel
Je ruikt een gaslucht
Je schrikt
Je loopt naar het gasfornuis
Je ziet dat de gasknop open staat
Je draait het gas uit

Slide 41 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gedrag kan

1. zijn aangeleerd
2. worden bepaald door erfelijke factoren
A
1: waar 2: nietwaar
B
1: nietwaar 2: waar
C
1: nietwaar 2: nietwaar
D
1: waar 2: waar

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een baby huilt omdat ze honger heeft. Is dit aangeboren of aangeleerd gedrag?
A
Aangeleerd
B
Aangeboren

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een prikkel
steeds dezelfde
reactie (respons)
geeft noem je dit:

A
een sleutelprikkel
B
een uitwendige prikkel
C
een inwendige prikkel
D
een respons

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies