5.1 Leenheren en leenmannen

5.1 Leenheren en leenmannen

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.1 Leenheren en leenmannen

Slide 1 - Tekstslide

In deze les
Starten we met paragraaf 5.1 maar kijken we allereerst waar het hele nieuwe hoofdstuk over gaat

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 5
monniken en ridders

Slide 3 - Tekstslide

Wij starten vandaag met 5.1
Aan het eind van deze les:
  1. Weet je de betekenis van de volgende begrippen:
    feodalisme/leenstelsel, leenman en leenheer
  2. Kan je omschrijven hoe groot het Frankische Rijk was.
  3. Kan je uitleggen hoe het feodalisme/leenstelsel werkt.
  4. Kan je uitleg geven hoe het Frankrische Rijk werd bestuurd.

Slide 4 - Tekstslide

Het Frankrische Rijk
We gaan een kort filmpje kijken over het ontstaan van het Frankische Rijk. Let bij het bekijken van het filmpje op de volgende vraag: 

Wat valt je op hoe dit rijk wordt bestuurd?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat is je opgevallen over hoe het Frankische Rijk wordt bestuurd?

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Karel de Grote
Vorst van het Frankische Rijk

Zo'n groot rijk.... dat was moeilijk besturen!

Maar waarom eigenlijk?


Slide 9 - Tekstslide

Waarom kon Karel de Grote niet in zijn eentje het Frankische Rijk besturen?

Slide 10 - Open vraag

De oplossing: het feodalisme/leenstelsel







Slide 11 - Tekstslide

Feodalisme (of leenstelsel)
Een leenheer deelt zijn rijk op in stukjes. Elk stukje laat hij besturen door een leenman. De leenman mag op het stukje grond (een leen) doen wat hij wil maar hij moet wel:
  1. trouw zweren aan de koning.
  2. besturen en rechtspreken.
  3. elk jaar belasting betalen.
  4. meehelpen bij oorlogen van de leenheer.

Slide 12 - Tekstslide

Begrippen:
  1. vazallen: Krijgsman die trouw had gezworen aan de koning.
  2. leenman: Edelman die een gebied bestuurde voor zijn leenheer.
  3. Leenheer: Edelman die een deel van zijn gebied liet besturen door iemand anders.
  4. zendgraven: Iemand die namens de koning door het rijk reisde en de leenmannen controleerde.

Slide 13 - Tekstslide

Wat gebeurt er op deze afbeelding?

Slide 14 - Open vraag

Karel de Grote is in het systeem van het feodalisme de .....
A
leenheer
B
leenman

Slide 15 - Quizvraag

Waarom bestond het feodalisme?
A
Het besturen van een groot rijk ging moeilijk door slechte wegen en slechte communicatie.
B
Leenmannen wilden toch al macht hebben, dus was het feodalisme een mooie oplossing.
C
Karel de Grote was niet goed genoeg om een groot rijk in zijn eentje te besturen
D
Karel de Grote gunde anderen ook een stukje macht.

Slide 16 - Quizvraag

Wat moet een leenman doen voor de leenheer?

Slide 17 - Open vraag

Stelling: het feodalisme is zowel voor de leenheer als voor de leenman erg gunstig

Slide 18 - Open vraag

Einde les
Aan het eind van deze les:
  1. Weet je de betekenis van de volgende begrippen:
    feodalisme/leenstelsel, leenman en leenheer
  2. Kan je omschrijven hoe groot het Frankische Rijk was.
  3. Kan je uitleggen hoe het feodalisme/leenstelsel werkt.
  4. Kan je uitleg geven hoe het Frankrische Rijk werd bestuurd.

Slide 19 - Tekstslide

Voor de volgende les:

Lees paragraaf 5.1 nog eens na in je boek.

In de les bekijken we de gevolgen van het feodalisme

en maken we kennis met ridders!
 

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerkvragen (overschrijven in je schrift)

Zie huiswerk in SOM!





















Slide 21 - Tekstslide