Je krijgt 4 open vragen die te maken hebben met schatten.
Schatten = zeggen wat het ongeveer is.
Schrijf je denkwijze in het vak onder de vraag.
Gebruik GEEN rekenmachine.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1-4
In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Schatten
Je krijgt 4 open vragen die te maken hebben met schatten.
Schatten = zeggen wat het ongeveer is.
Schrijf je denkwijze in het vak onder de vraag.
Gebruik GEEN rekenmachine.
Slide 1 - Tekstslide
Je koopt verschillende schoolspullen: een agenda voor €15,75, schriften voor €6,95, pennen voor €3,35 en een etui voor €2,69. Laat met een schatting zien of je aan €30 genoeg hebt om de spullen te betalen.
Slide 2 - Open vraag
Pleun moet 32% van wat zij in het casino gewonnen heeft aan de belasting betalen. Ze heeft €600 gewonnen. Laat met een schatting zien hoeveel de belasting van haar krijgt.
Slide 3 - Open vraag
In Hogevelde wonen 19 gezinnen die een bijstandsuitkering van €984,09 per maand ontvangen. Schat hoeveel geld de gemeente Hogevelde per jaar kwijt is aan bijstandsuitkeringen.
Slide 4 - Open vraag
De cola zero is in de aanbieding: 3 flessen voor €2,95. Per fles komt daar nog €0,25 statiegeld bij. Raoul besluit 24 flessen te kopen. Laat met een schatting zien hoeveel Raoul ongeveer betaalt aan de kassa.
Slide 5 - Open vraag
Afronden
Het is vaak handig om getallen kleiner te schrijven door deze af te ronden.
Bij het afronden van hele en decimale getallen, kijk je naar het eerste cijfer dat je niet meer laat staan.
De rekenregels zijn:
Is dit cijfer een 1, 2, 3 of 4 dan verandert er niets. Je rondt naar beneden af.
Is dit cijfer een 5, 6, 7, 8 of 9 dan verhoog je het laatste cijfer dat je laat staan met 1. Je rondt naar boven af.
Slide 6 - Tekstslide
Rond het volgende getal af op een geheel getal: 2,7
A
2
B
2,7
C
3
D
27
Slide 7 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op een geheel getal: 8,5
A
8
B
8,5
C
9
D
10
Slide 8 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op een geheel getal: 46,41
A
46
B
46,4
C
46,5
D
47
Slide 9 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op een geheel getal: 60,94
A
60
B
60,9
C
60,95
D
61
Slide 10 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op een geheel getal: 17,531
A
17
B
17,5
C
17,55
D
18
Slide 11 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op een geheel getal: 9,498
A
9
B
9,45
C
9,5
D
10
Slide 12 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op één decimaal getal: 12,18
A
12
B
12,1
C
12,2
D
13
Slide 13 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op één decimaal getal: 6,85
A
6,0
B
6,8
C
6,9
D
7,0
Slide 14 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op één decimaal getal: 118,04
A
118,0
B
118,1
C
118,4
D
119,0
Slide 15 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op één decimaal getal: 36,948
A
36,0
B
36,5
C
36,9
D
37,0
Slide 16 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op één decimaal getal: 11,972
A
11,0
B
11,7
C
11,9
D
12,0
Slide 17 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op één decimaal getal: 3,381
A
3,0
B
3,3
C
3,4
D
3,8
Slide 18 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op twee decimalen: 38,045
A
38,00
B
38,04
C
38,05
D
38,10
Slide 19 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op twee decimalen: 16,948
A
16,90
B
16,94
C
16,95
D
17,00
Slide 20 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op twee decimalen: 19,971
A
19,90
B
19,97
C
19,98
D
20,00
Slide 21 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op twee decimalen: 7,3555
A
7,35
B
7,36
C
7,30
D
7,40
Slide 22 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op twee decimalen: 42,1809
A
42,10
B
42,18
C
42,19
D
42,20
Slide 23 - Quizvraag
Rond het volgende getal af op twee decimalen: 6,8962
A
6,86
B
6,89
C
6,90
D
6,96
Slide 24 - Quizvraag
Rond de volgende geldbedragen af op centen nauwkeurig: € 5,802
A
€ 5,80
B
€ 5,81
C
€ 5,85
D
€ 6,-
Slide 25 - Quizvraag
Rond de volgende geldbedragen af op centen nauwkeurig: € 1,9382
A
€ 1,93
B
€ 1,94
C
€ 1,95
D
€ 1,90
Slide 26 - Quizvraag
Rond de volgende geldbedragen af op centen nauwkeurig: € 0,155
A
€ 0,15
B
€ 0,16
C
€ 0,10
D
€ 0,20
Slide 27 - Quizvraag
Rond de volgende geldbedragen af op centen nauwkeurig: € 3,3
A
€ 3,-
B
€ 3,30
C
€ 3,33
D
€ 3,35
Slide 28 - Quizvraag
Rond de volgende geldbedragen af op centen nauwkeurig: € 12,6
A
€ 12,-
B
€ 12,06
C
€ 12,10
D
€ 12,60
Slide 29 - Quizvraag
Rond de volgende geldbedragen af op centen nauwkeurig: € 10,5
A
€ 10,-
B
€ 11,-
C
€ 10,50
D
€ 10,05
Slide 30 - Quizvraag
Rond de volgende percentages af één decimaal: 1,55 %
A
1,5 %
B
1,6 %
C
1,0 %
D
15 %
Slide 31 - Quizvraag
Rond de volgende percentages af één decimaal: 9,35 %
A
9,3 %
B
9,4 %
C
9,5 %
D
9 %
Slide 32 - Quizvraag
Rond de volgende percentages af één decimaal: 8,02 %
A
8 %
B
8,1 %
C
8,2 %
D
8,5 %
Slide 33 - Quizvraag
Rond de volgende percentages af één decimaal: 6,746 %