Thema 1.3/ Landschapsvormende lagen

• Aardrijkskunde
• Secundair onderwijs

3/ Landschapsvormende lagen bepalen het landschap

Soorten  landschappen

• Jullie krijgen verschillende foto's te zien
  
  
• Orden de foto's in 2 groepen waarvan je denk dat ze samenhoren.

GROEP 1

GROEP 2

WB p 69

Op deze foto herken ik een

1. cultuurlandschap
2. natuurlandschap
3. Beide

Op deze foto herken ik een

1. Cultuurlandschap
2. Natuurlandschap
3. Beide

Op deze foto herken ik een

1. Cultuurlandschap
2. Natuurlandschap
3. Beide

Op deze foto herken ik een

1. Cultuurlandschap
2. Natuurlandschap
3. Beide

Op deze foto herken ik een

1. Cultuurlandschap
2. Natuurlandschap
3. Beide

WB p 60

Markeer de definitie van CULTUUR- en NATUURlandschap.

Neem vervolgens je WB p 62 opdracht 12.

Welke elementen bepalen het uitzicht van dit landschap?

Landschapsvormende lagen

Volgende opdracht = sleepvraag

• Kijk naar de afbeeldingen: wat is er verschillend in de landschappen? Sleep de landschappen naar het juiste begrip.

Hoogtes en laagtes in het landschap = Reliëf

Natuurlijke plantengroei

Water dat zich aan of onder het oppervlak bevindt.

Het bovenste losse gedeelte van de aarde = bodem

Welke elementen bepalen hier het uitzicht van dit landschap?

Welke landschaps-vormende laag is hier sprekend?

1. Reliëf
2. Bodem
3. Natuurlijke plantengroei
4. Landgebruik

Welke landschaps-vormende laag is hier sprekend?

1. Reliëf
2. Bodem
3. Natuurlijke plantengroei
4. landgebruik

Welke landschaps-vormende laag is hier sprekend?

1. Bebouwing
2. Infrastructuur
3. Natuurlijke plantengroei
4. Klimaat

Welke landschaps-vormende laag is hier sprekend?

1. Bebouwing
2. Reliëf
3. Infrastructuur
4. Landgebruik

Welke landschaps-vormende lagen zie je in dit landschap?

1. Bebouwing en reliëf
2. Water en reliëf
3. Landgebruik en reliëf
4. Infrastructuur en reliëf