Link A0A2 thema 15, taak 3


De woorden van thema 15, taak 3, en
de verleden tijd van onregelmatige werkwoorden
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


De woorden van thema 15, taak 3, en
de verleden tijd van onregelmatige werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Een baby met darmkrampen krijgt speciale ..........................
A
consultatiebureau
B
voeding
C
vaccinatie
D
groei

Slide 2 - Quizvraag

Wat hoort NIET in de rijtje
A
de bof
B
de mazelen
C
de bijwerking
D
de rodehond

Slide 3 - Quizvraag

Hafida ......................... haar afspraak bij de dokter niet op tijd ....................
A
heeft, afzegt
B
zegt, af
C
af, zeggen
D
zeg, af

Slide 4 - Quizvraag

Met de "piepjestest" hoor je hoge en lage tonen. Daarmee testen ze je .........................
A
arts
B
gehoor
C
ziekte
D
groei

Slide 5 - Quizvraag

Vrachtwagenchauffeurs hebben vaak lange .......................
A
bijwerkingen
B
recht
C
aantal
D
werkdagen

Slide 6 - Quizvraag

Ik ben ........................ omdat ik in zo´n fijn team mag werken.
A
gewoonte
B
kennis
C
geluk
D
dankbaar

Slide 7 - Quizvraag

De directeur wil iets belangrijks met je ........................
A
afzeggen
B
zeggen
C
informeren
D
bespreken

Slide 8 - Quizvraag

Als er een baby wordt geboren zetten mensen een ooievaar in de ................
A
voortuin
B
gang
C
beschuit
D
felicitatie

Slide 9 - Quizvraag

De hond wordt ......................... getest op hondsdolheid.
A
uitgebreid
B
voeding
C
rodehond
D
op gehoor

Slide 10 - Quizvraag

Mijn zus maakt de taart precies ................... mijn moeder hem maakt.
A
korrel
B
brengen
C
zoals
D
wensen

Slide 11 - Quizvraag

Tijdens haar .............................. had Beatrix veel last van bloedarmoede.
A
wensen
B
zwangerschap
C
visite
D
post

Slide 12 - Quizvraag

Eerst moet je boter op het beschuit ......................., en dan doe je de muisjes erop.
A
kopen
B
smeren
C
brengen
D
knippen

Slide 13 - Quizvraag

Mijn ouders kwamen ....................... langs. Dat was een verrassing!
A
eerste
B
aantal
C
onverwacht
D
totaal

Slide 14 - Quizvraag

schrijf op:

Slide 15 - Open vraag

schrijf op:

Slide 16 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 17 - Open vraag

schrijf op:

Slide 18 - Open vraag

schrijf op:

Slide 19 - Open vraag

schrijf op:

Slide 20 - Open vraag

schrijf op:

Slide 21 - Open vraag

schrijf op:

Slide 22 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 23 - Open vraag



Schrijf in de verleden tijd:

Slide 24 - Tekstslide

Ik ...................... (komen)

Slide 25 - Open vraag

Wij .......................... (kopen)

Slide 26 - Open vraag

Jullie ....................... (zeggen)

Slide 27 - Open vraag

Jij ....................... (eten)

Slide 28 - Open vraag

Davide .......................... (blijven)

Slide 29 - Open vraag

De buren ......................... (moeten)

Slide 30 - Open vraag

Mijn vriend en ik ......................... (denken)

Slide 31 - Open vraag

Hij ........................ (mogen)

Slide 32 - Open vraag

wij ........................ (vragen)

Slide 33 - Open vraag

Ik koop de citroenen bij de Jumbo ................. Albert Heijn ze niet heeft.
A
omdat
B
als
C
want
D
maar

Slide 34 - Quizvraag

Albert Heijn heeft veel keuze ................. de Aldi is goedkoper.
A
omdat
B
als
C
want
D
maar

Slide 35 - Quizvraag

We planten elk jaar bloembollen in de tuin .................. het herfst is.
A
omdat
B
als
C
want
D
maar

Slide 36 - Quizvraag

Je mag niet alleen zwemmen .................. je hebt geen zwemdiploma.
A
omdat
B
als
C
want
D
maar

Slide 37 - Quizvraag

We boeken de vakantie meestal ................. we het vakantiegeld hebben ontvangen.
A
omdat
B
als
C
want
D
maar

Slide 38 - Quizvraag

Mijn jas is kapot ................. ik ga een nieuwe kopen.
A
omdat
B
dus
C
want
D
maar

Slide 39 - Quizvraag

IK ga een nieuwe jas kopen ................. mijn oude jas is kapot.
A
omdat
B
dus
C
want
D
maar

Slide 40 - Quizvraag