H2 - 4.2

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 4

Paragraaf 2

Leerdoelen:

• wat de kenmerken zijn van de Duitse industrie
  
• wat de betekenis is van agglomeratievoordelen
  
• dat Duitsland een moderne economie heeft
  
• welke regionale economische verschillen er zijn in Duitsland en hoe je die kunt verklaren
  
• welke regionale demografische verschillen er zijn in Duitsland en hoe je die kunt verklaren

Industrie in Duitsland

• Na WOII: Duitse industrie hard gegroeid -->
  vooral chemie en auto-industrie.
• Hooggeschoolde werknemers nodig > Hightechindustrie.

Agglomeratievoordelen:

= het voordeel dat bedrijven hebben doordat ze dicht bij elkaar zitten.

Voorbeeld: autofabriek --> stoelen gemaakt door fabriek A, lunch verzorgd door bedrijf B, onderzoek gedaan door universiteit uit de buurt.

Gevolg = de kosten worden lager.

Ook dienstensector groeit!

• dienstensector = banen als kantoorwerk, financieel etc.

Door hoger opgeleide bevolking --> groeit dienstensector --> bedrijven uit deze sector worden MNO's (multinationale ondernemingen) --> duitse economie groeit.

Ongelijkheid in Duitsland (1)

• door tweedeling Duitsland in WOII > ongelijke groei in Duitsland. 
• Oosten industrie erg verouderd > failliet > werkloosheid.
• Afgelopen jaren veel geïnvesteerd in infrastructuur > nieuwe bedrijven vestigen zich in Oosten.

Ongelijkheid in Duitsland (2)

• West Duitsland = werkloosheid hoog. 
• Vroeger veel mijnbouw (winning steenkool) en zware industrie (staalfabrieken) hier.
• Na 1960 goedkoper om steenkool in andere landen te winnen --> gevolg: mijnbouw en fabrieken dicht > werkloosheid.

• Afgelopen jaren veel geïnvesteerd in toerisme.

Bevolking Duitsland

Bevolking stabiel: lage geboorte, maar veel immigratie .

83 miljoen mensen (meeste mensen na Rusland).

Zuid-Duitsland

• meest ontwikkeld. 
• veel hightechindustrie (BMW, Porsche).

Door hightechindustrie en dienstensector > Duitsland uitgegroeid tot grootste economie van Europa.

Bevolkingsontwikkeling Duitsland

• Gebieden met hoge werkloosheid + oude industrie (oosten) --> vertrekoverschot. 
• Landbouw neemt af --> ook vertrek uit landelijke gebieden.

• = Demografische krimp = bevolkingskrimp.
• Wel groei rond steden.

Opdracht 4.2

2, 4, 6, 7, 9.