Toets 1: Begrippen en vaktermen

Toets begrippen en vaktermen
Hierna volgt een keuze uit de begrippen en vaktermen uit hoofdstuk 1.15 van module 1 Basiskennis Logistiek

Deze toets telt mee voor 25% voor jouw eindcijfer Kerntaak 1
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
LogistiekMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Toets begrippen en vaktermen
Hierna volgt een keuze uit de begrippen en vaktermen uit hoofdstuk 1.15 van module 1 Basiskennis Logistiek

Deze toets telt mee voor 25% voor jouw eindcijfer Kerntaak 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een bedrijfstak?
A
Een type bedrijfswagen
B
Een afdeling binnen een bedrijf
C
Een groep bedrijven in dezelfde industrie
D
Een financieel rapport

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent Crossdocking?
A
Het combineren van vracht van verschillende bestemmingen in één zending
B
Het verwijderen van producten uit opslagvoorzieningen
C
Het transporteren van goederen per trein
D
Het sorteren van pakketten op basis van gewicht

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat verstaan we in de logistiek onder distributie of distribueren?
A
Het sorteren van producten in een magazijn
B
Het opslaan van goederen voor toekomstig gebruik
C
Het leveren van producten aan klanten
D
Het aanschaffen van grondstoffen voor productie

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een eindgebruiker?
A
Een klant die in de detailhandel koopt
B
Een klant die de goederen doorverkoopt
C
Een klant die goederen voor eigen gebruik aanschaft
D
Een klant die goederen retourneert

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een halffabricaat?
A
Een product dat klaar is voor verkoop
B
Een onafgewerkt product dat verdere verwerking vereist
C
Een verpakking voor goederen
D
Een verzekeringstype

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent logistiek?
A
Het maken van winst in een bedrijf
B
Het beheren en besturen van de stroom van goederen en informatie
C
Het analyseren van financiële gegevens
D
Het ontwerpen van reclamecampagnes

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een verlader?
A
Een transportbedrijf
B
Een persoon die verantwoordelijk is voor het laden van goederen
C
Een lader van schepen of treinen
D
Een soort pallet

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bedoelen we met bedrijfsregels?
A
Regels voor bedrijfsfeestjes
B
Regelgeving van de overheid
C
Interne voorschriften en procedures binnen een bedrijf
D
Boekhoudkundige normen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat verstaan we onder feedback?
A
Terugkoppeling van klanten over producten
B
Communicatie via e-mail
C
Positieve opmerkingen van collega's
D
Informatie die wordt gegeven om prestaties te verbeteren

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is non-verbale communicatie?
A
Communicatie via telefoon en computer
B
Communicatie die wordt uitgedrukt in geschreven woorden
C
Communicatie zonder het gebruik van gesproken of geschreven taal
D
Communicatie met behulp van emoji's

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bedoelen we met de afzethoogte voor een heftruck?
A
De hoogte van het stuurwiel
B
De maximale hoogte waarop goederen kunnen worden opgetild
C
De lengte van de vorken
D
De breedte van de heftruck

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor dient de Arbowet?
A
Het reguleren van voedselveiligheid
B
Het beschermen van werknemers tegen arbeidsrisico's
C
Het vaststellen van financiële boetes voor bedrijven
D
Het bevorderen van concurrentie tussen bedrijven

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor dient de branddriehoek?
A
Om de ideale temperatuur voor brand te meten
B
Om de oorzaken van brand te onderzoeken
C
Om de elementen te tonen die nodig zijn voor brand: brandstof, zuurstof en warmte
D
Om brandweerlieden te trainen in brandbestrijdingstechnieken

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bedoelen we met de doorrijhoogte voor een heftruck?
A
De hoogte van de heftruck met ingeklapte mast
B
De afstand tussen de vorken van de heftruck
C
De breedte van de heftruck
D
De afstand van de voorkant naar de achterkant van de heftruck

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bedoelen we met neigen van de mast?
A
Het omvallen van de heftruck
B
Het verhogen van de vorken
C
Het kantelen van de mast naar voren of achteren
D
Het verlengen van de vorken

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de vorkhiel bij een heftruck?
A
Het uiteinde van de vorken
B
De hoek van de vorken dicht tegen de heftruck
C
Het deel van de vorken dat in de grond wordt gestoken
D
Het deel van de vorken dat aan de mast is bevestigd

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de zwaartepuntafstand van een last?
A
De afstand van de grond tot het hoogste punt van de last
B
De afstand van het zwaartepunt van de last tot de vorkhiel
C
De afstand tussen de voor- en achterkant van de last
D
De afstand tussen de heftruck en de last

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een eendimensionaal transportmiddel?
A
Een voertuig dat in slechts één richting kan bewegen
B
Een transportmiddel dat slechts één type lading kan vervoeren
C
Een transportmiddel dat alleen op één dimensie (horizontaal of verticaal) is gebaseerd
D
Een term die niet wordt gebruikt in de logistiek

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is derving?
A
Verlies of verspilling van grondstoffen
B
Verlies van winst als gevolg van slechte marketing
C
Verlies van klanten door een concurrent
D
Verlies van voorraad of geld als gevolg van bederf, diefstal of schade

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bedoelen we met intern transport?
A
Het vervoeren van goederen binnen een landsgrens
B
Het transport van geheime documenten
C
Het verplaatsen van goederen binnen een magazijn of bedrijfsterrein
D
Het gebruik van intercontinentale vrachtschepen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een rolcontainer?
A
Een type voertuig voor intern transport in een magazijn
B
Een container met wielen die wordt gebruikt om goederen te vervoeren
C
Een specifieke maateenheid voor vracht
D
Een vrachtwagen voor het vervoeren van containers

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een AVC-vrachtbrief?
A
Een document dat de inhoud van een verzending beschrijft
B
Een type vrachtwagenverzekering
C
Een vrachtbrief voor internationale zendingen
D
Een document dat de verlader moet gebruiken voor nationale transporten

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een collo?
A
Een vorm van intern transport
B
Een type vorkheftruck
C
Een eenheid voor het meten van temperatuur
D
Een eenheid voor het identificeren van individuele verpakkingen of goederen

Slide 24 - Quizvraag

eerste toets over de begrippenlijst in VTO Vekabest. De studenten moeten deze begrippen kennen.
Wat is een modaliteit?
A
Een methode voor het verpakken van goederen
B
Een soort heftruck
C
Een term voor de snelheid van het transport
D
Een transportwijze, zoals wegvervoer, spoorvervoer, scheepvaart, enz.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat verstaan we onder een gebodsbord?
A
Een informatiebord dat een verplichting aangeeft
B
Een bord dat de weg naar een bepaalde locatie wijst
C
Een informatiebord dat een advies aangeeft
D
Een bord dat waarschuwt voor naderend verkeer

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies