Formatieve toets E

Formatieve toets E
Let op:
- de opbouw en de theorie in de toets is gelijk aan de toets zelf
- er wordt vanuit gegaan dat je H1 en H2 kent
- na de toets maak je zelf een inschatting voor hoeveel je nog moet doen voor de echte toets
- maak aantekeningen van wat je lastig vindt en wat je al goed beheerst
- stel je RTTI analyse op, dit is huiswerk voor woensdag 9 maart
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Formatieve toets E
Let op:
- de opbouw en de theorie in de toets is gelijk aan de toets zelf
- er wordt vanuit gegaan dat je H1 en H2 kent
- na de toets maak je zelf een inschatting voor hoeveel je nog moet doen voor de echte toets
- maak aantekeningen van wat je lastig vindt en wat je al goed beheerst
- stel je RTTI analyse op, dit is huiswerk voor woensdag 9 maart

Slide 1 - Tekstslide

Vraag 1
H3.1 Reactiesnelheid

Slide 2 - Tekstslide

Welke reactiesnelheid factor maakt het verschil tussen (1) het verhitten van een spijker (2) het verhitten van staalwol.
A
Soort stof
B
Verdelingsgraad
C
Concentratie
D
Temperatuur

Slide 3 - Quizvraag

Welke reactiesnelheid factor maakt het verschil tussen (1) soda samenvoegen met schoonmaak azijn (2) soda samenvoegen met tafelazijn.
A
Soort stof
B
Verdelingsgraad
C
Concentratie
D
Temperatuur

Slide 4 - Quizvraag

Welke handeling maakt de reactiesnelheid lager?
A
Verhogen temperatuur
B
Verdelingsgraad verhogen
C
Concentratie verlagen
D
Toevoegen katalysator

Slide 5 - Quizvraag

Vraag 2
H3.1 Reactievergelijkingen
H1 Faseaanduidingen
H2 Elementen
H2 Verbindingen

Slide 6 - Tekstslide

Zonnegas
Vanuit het groeiende aandeel zonne-energie is het verstandig om over opslag van energie na te denken, vindt dr.ir. Arno Smets (EWI). Dat is nu met één procent nog klein, maar wat doe je met al die zonnestroom als het tien tot twintig procent wordt? ‘Opslag wordt de bottleneck’, denkt Smets. ‘We moeten stroom kunnen dumpen via een chemische omzetting.’ Dat kan bijvoorbeeld door waterstof op te wekken met elektrolyse en die met koolstofdioxide om te vormen tot methaan. Zonnegas is dus niets anders dan gewoon methaan, gemaakt met behulp van zonne-energie. In een vrolijk filmpje is te zien hoe dat in zijn werk gaat: elektriciteit uit zonnepanelen voedt een fabriek waarin water en koolstofdioxide worden omgevormd tot methaan. Het gas stroomt door leidingen tot aan de verste uithoeken van ons land. Bij verbranding van het zonnegas komen koolstofdioxide en water vrij, waarmee de kring weer rond is. Zo kunnen we nog lang en gelukkig leven.

Slide 7 - Tekstslide

    ‘We moeten stroom kunnen dumpen via een chemische omzetting.’ Dat gebeurt in twee stappen. In de tweede stap wordt methaan gevormd uit waterstof en koolstofdioxide. Hierbij komt ook zuurstof vrij.

Slide 8 - Tekstslide

Geef de reactievergelijking voor de vorming van methaan uit koolstofdioxide en waterstof. Noteer ook de faseaanduidingen.
A
CO2(g)+2H2(g)CH4(g)+O2(g)
B
CH4(g)+2O2CO2(g)+2H2O(l)
C
CO2(g)+H2(g)CH4(g)+O2(g)
D
CO(g)+2H2(g)CH4(g)+O(g)

Slide 9 - Quizvraag

De opgeslagen energie komt weer vrij bij de verbranding van ‘zonnegas’.

Slide 10 - Tekstslide

Geef de reactievergelijking van de verbranding van zonnegas. Noteer ook de faseaanduidingen.
A
CO2(g)+2O2(g)CH4(g)+H2(g)
B
CH4(g)+2O2CO2(g)+2H2O(l)
C
CO2(g)+H2(g)CH4(g)+O2(g)
D
CO(g)+2H2(g)CH4(g)+O(g)

Slide 11 - Quizvraag

Is het onderstaande molecuulformule een verbinding of een element?
CH4(g)
A
Element
B
Verbinding

Slide 12 - Quizvraag

Vraag 3
H2 Reactievergelijkingen
H1 Faseaanduidingen
H3.2 Wet van behoud van massa
H3 Massa
H3 Energie

Slide 13 - Tekstslide

Nitroglycerine
Nitroglycerine of glyceryltrinitraat (NG) is een kleurloze, explosieve vloeistof. Nitroglycerine behoort tot de groep van organische nitraten. Het wordt gebruikt als springstof bijvoorbeeld voor tunnelbouw, wegenaanleg en mijnbouw. Nadeel is, het kan exploderen bij een relatief kleine slag, stoot of wrijving. Zo'n explosie is intern.
C3H5N3O9

Slide 14 - Tekstslide

Nitroglycerine
Een interne explosie betekend zonder zuurstof of andere toevoegingen.
C3H5N3O9(s)

Slide 15 - Tekstslide

Hoeveel beginstoffen heeft de interne reactie van NG, nitroglycerine?
C3H5N3O9
A
20
B
4
C
2
D
1

Slide 16 - Quizvraag

Geef het reactieschema met faseaanduidingen van de interne explosie van NG waarbij koolstofdioxide, water, stikstof en het gas distikstofoxide ontstaat.
C3H5N3O9

Slide 17 - Open vraag

Geef het reactievergelijking met faseaanduidingen van de interne explosie van NG waarbij koolstofdioxide, water, stikstof en het gas distikstofoxide ontstaat.
C3H5N3O9

Slide 18 - Open vraag

De interne explosie van NG wordt uitgevoerd in een gesloten reactievat. De massa van de beginstoffen zijn ..... de massa van de eindproducten.
A
Kleiner dan
B
Groter dan
C
Gelijk aan

Slide 19 - Quizvraag

Leg uit wat de wet van behoud van massa inhoud.

Slide 20 - Open vraag

Teken het energiediagram voor de interne explosie van NG. Noteer hierbij de juiste bijschriften bij de getekende energieniveaus. Geef in het diagram met behulp van pijlen ook de activeringsenergie (met symbool) en het energie-effect (met symbool) aan.
Eact
ΔE

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 4
H3 Energie
H3.3 Molecuulmassa
H3.3 Massaverhouding
H3.2 Wet van behoud van massa

Slide 23 - Tekstslide

Vuurwerk
Wanneer men vast kaliumchloraat poeder mengt met poedersuiker (sacharose) ontstaat een explosief mengsel, zeker wanneer dat precies in de juiste masseverhouding gebeurt. Dit mengsel wordt gebruikt in vuurwerk. Bij het afgaan van die vuurwerk reageert het vaste kaliumchloraat tot vast kaliumchloride en het vaste sacharose wordt omgezet in koolstofdioxide en water beide in gasvorm

Slide 24 - Tekstslide

Is de chemische reactie die plaatsvindt tijdens het samenvoegen van kaliumchloraat en suiker endo- of exotherm?
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de molecuulmassa van 1 molecuul sacharose?
Atoom
Atoommassa
Koolstof
12,0 u
Waterstof
1,0 u
Zuurstof
16,0 u
C12H22O11(s)
A
1 u
B
342,0 u
C
29,0 u
D
264,0 u

Slide 26 - Quizvraag

De volgende reactie vindt plaats. Wat is de massaverhouding tussen sacharose en kaliumchloraat in de bovenstaande reactie? Molecuulmassa van 1 molecuul kaliumchloraat is 123,0 u.
A
342:984
B
1:8
C
57:164
D
342:122

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer de reactie plaatsvindt gebruiken we 100 kg sacharose. Wat is de massa van het ontstane koolstofdioxide?
A
12,8 kg
B
153,5 kg
C
100 kg
D
116 kg

Slide 28 - Quizvraag

Welke stof is in overmaat?
A
Glucose
B
Kaliumchloraat

Slide 29 - Quizvraag

Hoeveel is de stof in overmaat? Laat je berekening zien.

Slide 30 - Open vraag