wk 49 20212022

LES 1
timer
5:00
Herhaling sommige/sommigen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

LES 1
timer
5:00
Herhaling sommige/sommigen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sommige/sommigen (herhaling regels)
!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. De (meeste/meesten)..... bleken goed te kunnen snowboarden.
  2. Van die mobieltjes zijn er maar (enkele/enkelen)..... teruggevonden.
  3. Op Koninginnedag had hij twintig blikjes te koop. Na een uur had hij ze (alle/allen)..... verkocht.
  4. De gorilla wordt bedreigd met uitsterven, maar de (laatste/laatsten)..... worden tegenwoordig goed beschermd.
  5. Onze poes had zes jongen, maar na een week waren (enkele/enkelen)..... dood.
  6. Bij de verhuizing zijn enkele boeken beschadigd, maar de (meeste/meesten)..... zijn goed overgekomen
  7. Voor jonge mensen is skateboarden leuk, voor (oude/ouden)….. wordt het te gevaarlijk.
  8. Veel leerlingen gaan mee naar Barcelona, maar (sommige/sommigen)..... aarzelen nog.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik
Tekstbegrip
Je hebt een tekst gelezen over de boogbrug bij Vianen die is weggehaald. Je hebt hierbij een samenvattingsopdracht gemaakt. 

Spelling
Je hebt geleerd hoe je zinnen kunt samentrekken door woorden of delen van een woord weg te laten. Je weet dat je een streepje zet als je een deel van een woord weglaat. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstbegrip
  • Je leert de inhoud van een tekst vast te leggen door middel van enkele inhoudelijke vragen. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hier gaat de tekst zo over. 
Wie heeft Sinterklaas gevierd of gaat het nog vieren? 
Kun je je van vroeger nog herinneren dat je het spannend vond? 
Hoe verliep pakjesavond bij jullie? 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk snoepgoed van de Sint ken je?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je over de geschiedenis van sinterklaassnoepgoed?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens het lezen
  1. Wat is het verschil tussen pepernoten en kruidnoten? Noem minstens twee dingen.
  2. Waarom is de term ‘pepernoten’ tegenwoordig verwarrend? Noemdrie  dingen.
  3. Welk snoepgoed kon je vroeger geven als je iemand lief vond? Noem drie dingen.
  4. Wat was het doel van het leggen van een letter op de sinterklaascadeaus?

bewaar de tekst voor de volgende les

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkele vragen om samen te maken.....
1. Op welke manier wordt de inleiding ingeleid?
A. door de nieuwste inzichten uit recent onderzoek te noemen
B. door een samenvatting van de tekst te geven
C. door een voorbeeld bij het onderwerp van de tekst te geven
D. door vragen te stellen waarop de tekst een antwoord geeft

2. In de tekst onder het kopje Pepernoten staat het signaalwoord echter (r. 12). Welk
verband geeft dit signaalwoord aan?
A. een conclusie
B. een tegenstelling
C. een voorbeeld


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na het lezen
Bedenk een cadeau dat je graag voor Sinterklaas had willen krijgen (of nog wil krijgen). 

Je gaat hier een haiku bij schrijven (een zeer kort gedichtje). 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regels voor het schrijven van een haiku: 
Een haiku bestaat uit drie regels, met lettergrepenschema: 

5
7
5


Slide 12 - Tekstslide

Toon deze samenvatting even kort alvorens naar het volgende voorbeeld te gaan. Is de klas al bekend met haiku's, dan is dit een goed moment om afwijkende lettergrepenschema's (zie: VOORBEREIDING - differentiatie) te introduceren. Met de schrijftool onderaan de pagina kunnen de cijfers worden doorgestreept en aangepast.
Voorbeeld Haiku


een - man - met - rood - haar(5)

zet - streep - jes - in - zijn - ge - zicht(7)

op - een - doek - vol - kleur (5)

Slide 13 - Tekstslide

Bespreek vervolgens de opbouw van het gedicht: drie regels, met lettergrepenschema 5 - 7 - 5. Vertel dat het bij haiku's gaat het om het aantal lettergrepen, niet om het aantal woorden. Sta eventueel nog even stil bij het afbreken van woorden, en hoe iets soms anders kan klinken dan je het meestal schrijft: 'stree - pjes' vs. 'streep - jes'.
Spelling
  • Je weet hoe je delen van een zin kunt samentrekken. We gaan hier nog even mee oefenen.
  • Je weet wanneer je de apostrof gebruikt.  

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Neem de zin over en trek samen: De inkoop en verkoop van producten.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Iedereen moet naar de basisschool en middelbare school.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Apostrof

In de volgende dia's ga je met de nieuwe leerstof over de apostrof aan het werk. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke functie heeft een apostrof ?

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

apostrof
  • meervoud op -a, -o, - u, -i en -y
       pizza's / ski's / baby's / foto's /menu's
  • bezit (iets is  van iemand)
       Anja's jas / Ivo's tablet 
       Felix' vrienden  --> s-klank
       Bas' handbalteam --> s-klank

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

apostrof
  • verkleinwoorden op -y
       baby'tje, pony'tje 
  • na cijfers
       A4'tje
  • overige woorden (soms meervoud)
        vmbo'er, BN'er, bh's, cd's

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen

Hierna volgen enkele dia's om even te oefenen met de apostrof

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Iemand die lid is van de PVDA is een ......

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De kleren van Chansis zijn ......

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het boek van Peter is ......

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand die op het MBO zit, is een ......

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De hoed van Beatrix is ......

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een voetballer van PSV is een ......

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand die ouder is dan 65 is een (65+)......

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een kleine lolly is een ......

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelf een opdracht maken
hv blz 180
vwo blz 195

Er zijn in totaal 5 regels om te onthouden. Bedenk bij iedere regel 2 nieuwe voorbeelden en verwerk die in een opdracht voor je klasgenoot. Kijk naar de voorbeeldopdracht onder de uitleg in je boek ter inspiratie. 
Je opdracht bevat dus (5x2) 10 vragen. Op een apart blaadjes schrijf je de antwoorden. Wissel de opdracht uit met een ander op het teken van je docent. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LES 2
timer
5:00

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstbegrip
  •  De inhoud van de tekst ga je verwerken in een mindmap. Alleen de belangrijkste gegevens komen hierin te staan. 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor het lezen

Wie kan kort herhalen waar de tekst uit de vorige les over ging? 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens het lezen

Lees de tekst nog een keer en markeer of onderstreep belangrijke zinnen per alinea. 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na het lezen


Je hebt de tekst nu 2 keer gelezen. Stel je krijgt een toets over deze tekst. Wat zou je dan moeten leren? 
Verwerk alle belangrijke informatie in een mindmap en lever deze aan het einde in Classroom in. 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling
  • Je weet wanneer je de apostrof gebruikt.
  • Je weet of en zo ja welke tussenletter een samenstelling krijgt .
  • Je kunt een samentrekking maken. 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In groepjes oefenen
Op ieder kaartje staat een woord dat te maken heeft met samenstellingen of de apostrof. Jouw groepje moet het woord raden. 

Je mag het woord omschrijven of uitbeelden, maar het woord zelf niet noemen. In 30 seconden moet het antwoord geraden worden. Wie het goed heeft én het woord goed weet te spellen, krijgt het kaartje. Fout gespeld? Dan gaat het kaartje naar niemand. Wie heeft uiteindelijk de meeste kaartjes? 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies