H5 - TH 1 - BS2

H5 - T1: Metabolisme - BS2
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H5 - T1: Metabolisme - BS2

Slide 1 - Tekstslide

begrippen bs 2
enzym
substraat
reactieproducten
enzymactiviteit
pH (zuurgraad)

Slide 2 - Tekstslide

wat zijn enzymen?

Slide 3 - Tekstslide

wat zijn enzymen?
eiwitten (denk aan hoofdstuk DNA)
organische reactieversnellers --> biokatalysatoren
specifiek
gevoelig
worden niet verbruikt!!

namen eindigen op -ase!

Slide 4 - Tekstslide

substraat
de stof waarop het enzym inwerkt en dus omgezet gaat worden
enzym
eiwitten die chemische reacties katalyseren
(bio)katalysator
stof die een chemische reactie kan versnellen zonder te worden verbruikt (dus gaat niet op)
(reactie)product
de stof die bij een reactie ontstaat 

Slide 5 - Tekstslide

naam zegt iets over het substraat

Slide 6 - Tekstslide

maar geven we de activiteit weer? 

Slide 7 - Tekstslide

een enzym beïnvloed de activeringsenergie

Slide 8 - Tekstslide

enzymactiviteit
factoren die de enzym activiteit beïnvloeden:
  • temperatuur
  • concentratie (hoeveelheid) enzym, substraat en product
  • pH

Slide 9 - Tekstslide

enzymactiviteit
factoren die de enzym activiteit beïnvloeden:
  • temperatuur 
      -> te laag = moleculen bewegen langzamer 
      -> te hoog = moleculen bewegen te snel en gaan     
          denatureren
  • concentratie (hoeveelheid) enzym, substraat en product
  • pH

Slide 10 - Tekstslide

denatureren van eiwitten

Slide 11 - Tekstslide

Invloed van temperatuur op werking enzym

Slide 12 - Tekstslide

enzymactiviteit
factoren die de enzym activiteit beïnvloeden:
  • temperatuur
  • concentratie (hoeveelheid) enzym, substraat en product
      -> te weinig substraat? enzym kan deze niet vinden en werkt minder
     -> genoeg enzym? anders loop reactie alsnog traag
     -> product kan soms remmend werken
  • pH

Slide 13 - Tekstslide

enzymactiviteit
factoren die de enzym activiteit beïnvloeden:
  • temperatuur 
  • concentratie (hoeveelheid) enzym, substraat en product
  • pH
      -> beïnvloed o.a. 3D structuur van zowel enzym als substraat
substraat - enzym verbinding past mogelijk niet meer als structuur veranderd

Slide 14 - Tekstslide

bij welke processen werken enzymen?  

Slide 15 - Tekstslide

bij welke processen werken enzymen?  
BINAS tabel 82E

Je ziet vaak in de naam:
"welke reactie katalyseert het enzym" -ase

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Welke eigenschap hoort niet bij een enzym?
A
Het is een eiwit
B
Ze worden verbruikt tijdens de reactie
C
Ze zijn reactie-specifiek
D
Ze zijn gevoelig voor temperatuur en zuurgraad

Slide 18 - Quizvraag

Leg uit waarom hoge koorts (hoger dan 41 *C) zeer gevaarlijk is voor cellen.

Slide 19 - Open vraag

Als een enzym gedenatureerd is, betekent dat dat het enzym ...
A
opgebruikt is
B
uit elkaar is gevallen
C
dood is
D
van vorm is veranderd

Slide 20 - Quizvraag

Lipase is een enzym. Wat is het substraat bij dit enzym?
A
lipiden = vetten
B
amylose = zetmeel
C
DNA
D
cellulose = houtstof

Slide 21 - Quizvraag

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.
D
Het optimum temperatuur ligt bij R.

Slide 22 - Quizvraag

Wat is waar over enzymen?
A
Enzymen zijn niet afhankelijk van de zuurgraad
B
Enzymen zijn afhankelijk van de temperatuur
C
Enzymen zijn niet specifiek
D
Enzymen moet je eten

Slide 23 - Quizvraag

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit bij 38 graden?
A
x (rood)
B
y (groen)
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk

Slide 24 - Quizvraag

In de afb. zie je de werking van twee enzymen. Als je onderzoek wilt doen naar de werking van enzymen bij 40 graden, welk van de twee enzymen kan je dan het beste gebruiken?
A
Enzym 1
B
Enzym 2
C
Beide zijn goed
D
Geen van beide

Slide 25 - Quizvraag

Wat doet een enzym?
A
reactie verlangzamen
B
reactie stop zetten
C
reactie versnellen
D
reactie laten ontploffen

Slide 26 - Quizvraag

Een enzym past precies op de om te zetten stof. Dat betekent dat het enzym ...
A
reactiespecifiek is
B
substraatspecifiek is

Slide 27 - Quizvraag