Engels Unit 2.4 Deel B
1 / 24
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Koppel het bezittelijke voornaamwoord aan de juiste persoon.
I
You
We
She
They
He
My
Our
Her
His
Their
Your
Slide 4 - Sleepvraag
Bezittelijke voornaamwoorden gebruik je om te vertellen van wie iets is.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Zet de juiste bezittelijke voornaamwoorden in de zin
I have a bike. It's ____ bike
Mum and I have a boat. It's ____ boat.
She has a cat. That cat is ____
The boys think that the painting the girls made is better than ____ own.
Hey, that is ____ dog crossing the street!
my
your
hers
their
our
Slide 6 - Sleepvraag
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
Is that coffee ...?
Is that coffee ...?
A
their
B
theirs
Slide 7 - Quizvraag
Bezittelijke voornaamwoorden
Here is that bike ... .
Here is that bike ... .
A
your
B
yours
C
of yours
D
you
Slide 8 - Quizvraag
Bezittelijke voornaamwoorden
These are friends ... .
These are friends ... .
A
our
B
ours
C
of ours
Slide 9 - Quizvraag
Bezittelijke voornaamwoorden
That book is ... .
That book is ... .
A
my
B
mine
C
of mine
Slide 10 - Quizvraag
Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord:
"Peter forgot ___ books!"
"Peter forgot ___ books!"
A
his
B
hims
Slide 11 - Quizvraag
Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord:
"___ house is bigger than ___...'
"___ house is bigger than ___...'
A
ours - yours
B
our - your
C
our - yours
D
ours - your
Slide 12 - Quizvraag
Bezittelijke voornaamwoorden in het Engels
Mijn
Jouw
Zijn
Het
Jullie
Hun
Haar
Ons
My
His
Our
Your
(mv)
Their
Your
Its
Her
Slide 13 - Sleepvraag
Bezittelijke voornaamwoorden
Those glasses are ... .
Those glasses are ... .
A
your
B
yours
C
of yours
Slide 14 - Quizvraag
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
Is this cup ...
Is this cup ...
A
your
B
yours
Slide 15 - Quizvraag
Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord:
We live in ___ appartment.
We live in ___ appartment.
A
my
B
her
C
our
D
their
Slide 16 - Quizvraag
Vul het goede bezittelijke voornaamwoord in:
We live in ..... appartment.
We live in ..... appartment.
A
my
B
her
C
our
D
their
Slide 17 - Quizvraag
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
That dog is ...
That dog is ...
A
hers
B
her
