Tekstverbanden en signaalwoorden

Uitleg

LessonUp

Oefentekst
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Uitleg

LessonUp

Oefentekst

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Chronologisch verband

Beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.

Eerst... daarna.... vervolgens.... terwijl.... 

Slide 3 - Tekstslide

                                                                                  Tekstverbanden en signaalwoorden
- Chronologisch verband
   Beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
    eerst, daarna, vervolgens, terwijl, intussen

- Opsommend verband
   Dingen worden achter elkaar opgenoemd.
   ten eerste, om te beginnen, bovendien, ook nog, verder

- Tegenstellend verband
   Er worden tegenovergestelde zaken genoemd.
   maar, daarentegen, toch, hoewel, aan de ene kant/aan de andere kant, ondanks dat

- Toelichtend verband
   Er wordt extra informatie gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld.
   bijvoorbeeld, zoals, zo, denk aan, neem nou

Slide 4 - Tekstslide

Er zijn bijzondere dieren te bewonderen bij Taman Indonesia. Zo is er sinds vorig jaar een Bengaalse tijgerkat.
A
Chronologisch verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
D
Toelichtend verband

Slide 5 - Quizvraag

Carmen houdt van peren, aardbeien en kersen.
A
Chronologisch verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
D
Toelichtend verband

Slide 6 - Quizvraag

Hij lijkt best wel onvriendelijk, maar als je hem beter leert kennen blijkt hij heel aardig te zijn.
A
Chronologisch verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
D
Toelichtend verband

Slide 7 - Quizvraag

Hoewel de zon uitbundig scheen, was het echt nog fris buiten.
A
Chronologisch verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
D
Toelichtend verband

Slide 8 - Quizvraag

Signaalwoorden, wat zijn dat eigenlijk?


Signaal?


Slide 9 - Tekstslide

Signaalwoorden, wat zijn dat eigenlijk?


Signaal = sein, teken
Een signaalwoord geeft je een seintje, een teken dat je moet opletten.

Een signaalwoord vertelt je wat de zinnen of alinea's met elkaar te maken hebben.

Slide 10 - Tekstslide

Ik ga straks vlug naar de winkel en daarna moet ik mijn zoon ophalen.
A
Chronologisch verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
D
Toelichtend verband

Slide 11 - Quizvraag

Aan de ene kant vind ik Nederlands een saai vak, aan de andere kant is het soms best leuk.
A
Chronologisch verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
D
Toelichtend verband

Slide 12 - Quizvraag

Hij heeft de meest bijzondere auto's in zijn garage staan. Neem nou een ferrari, die heeft toch niet iedereen?
A
Chronologisch verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
D
Toelichtend verband

Slide 13 - Quizvraag

Eline moet nog zoveel doen. Ten eerste moet ze huiswerk maken. Ten tweede moet ze opruimen en bovendien zou ze vandaag eten koken.
A
Chronologisch verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
D
Toelichtend verband

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag!



H.4 Lezen
Opdracht 1, 2 en 4 

Slide 15 - Tekstslide