k0072 2025

Ondernemend gedrag 
  • Examenvak !
  • Praktijkopdrachten 1 t/m 4 en 7 t/m 10 maken (voorwaarde voor deelname aan het examen).
  • Kennisexamen maken.
  • Cijfer van het examen is het enige cijfer wat telt. 


1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
InstallatieMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Ondernemend gedrag 
  • Examenvak !
  • Praktijkopdrachten 1 t/m 4 en 7 t/m 10 maken (voorwaarde voor deelname aan het examen).
  • Kennisexamen maken.
  • Cijfer van het examen is het enige cijfer wat telt. 


Slide 1 - Tekstslide

Ondernemend gedrag 
Planning deze les: 
  1. Gedrag
  2. Eigenschappen en vaardigheden
  3. Praktijkopdrachten 
  4. Doelen stellen via SMART
  5. Reflectie via STARR
  6. Feedback



Slide 2 - Tekstslide

Ondernemend gedrag 
Waarom ?

Slide 3 - Tekstslide

Ondernemend gedrag
Als je ondernemend gedrag vertoond, ben je niet afwachtend...

Slide 4 - Tekstslide

Waarom ondernemend gedrag?
  • Dingen gaan niet vanzelf. Als je iets wilt bereiken dan moet je daar iets voor doen.
  • Bedrijven zijn steeds op zoek naar werknemers die ondernemend gedrag vertonen.

Slide 5 - Tekstslide

Gedrag
Gedrag is alles wat een mens en dier doet.
  • Waarneembaar gedrag
  • Niet-waarneembaar gedrag
  • Bewust gedrag 
  • Onbewust gedrag

Slide 6 - Tekstslide

Hoe komt gedrag tot stand
Gedrag komt voort uit intentie. ( voornemen om bepaald gedrag uit te voeren)
2 zaken spelen rol bij intentie en gedrag nm.
  1. Barrières
  2. Eigen kunnen 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe kom je tot een intentie?
De intentie wordt beïnvloed door 3 factoren:
  1. Attitude 
  2. Sociale invloed
  3. Eigen effectiviteit 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Eigenschappen
Eigenschappen zijn kenmerken die jij hebt als persoon.

Slide 10 - Tekstslide

Vaardigheden
Naast eigenschappen bezit je ook vaardigheden.

Slide 11 - Tekstslide

Vaardigheden
Waar ben je goed in?
Vaardigheden kun je ontwikkelen.
Elk mens bezit eigenschappen en vaardigheden.

Slide 12 - Tekstslide

Eigenschappen en vaardigheden.
Eigenschappen => Wie ben ik ?
Vaardigheden => Wat kan ik ?

Waar je goed in bent, noem je kwaliteiten en waar je (nog) niet zo goed in bent, noem je valkuilen. 

Slide 13 - Tekstslide

Welke eigenschappen en vaardigheden passen bij ondernemend gedrag
  • Creatief zijn
  • Flexibel zijn
  • Ambitieus zijn
  • Nieuwsgierig zijn
  • Goed kunnen communiceren
  • Doorzettingsvermogen hebben

Slide 14 - Tekstslide

Doelen stellen
Heb je ambitie, dan wil je ergens naartoe werken.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

SMART

Slide 17 - Tekstslide

Waarom moeten doelen SMART geformuleerd worden?


  • Je weet wat je moet doen/ gericht te werk
  • Je vergroot daarmee de kans dat je het doel behaald 
  • Je kan controleren of je het doel hebt behaald 
  • Zelfvertrouwen op te bouwen (ik kan het!)

Slide 18 - Tekstslide

Specifiek
  • Voorkomen dat het doel vaag is.
  • Wat moet ik doen om dit doen te behalen?
  • Wat wil je bereiken?
  • Wie zijn erbij betrokken?
  • Waar ga je het doel uitvoeren?
  • Is het een concreet doel?
  • Waarom wil je dit doel bereiken? 

“Mevrouw Kremer toont wat meer begrip voor haar medebewoners.” Wat wordt bedoeld met ‘begrip’?
Voorbeeld van een duidelijk zorgdoel: “Mevrouw Kremer praat met haar medebewoners.”

Slide 19 - Tekstslide

Meetbaar 
Wanneer weet je of je je doel hebt bereikt? Je doel moet meetbaar zijn. Bij afvallen kun je kiezen voor aantal kilo’s. Bij sporten kun je kiezen voor het aantal sportsessies per week.

Niet--> De cliënt loopt over een maand beter.
Wel --> De cliënt loopt over een maand zonder hulpmiddelen






  De cliënt loopt over een maand beter.
De cliënt loopt over een maand zonder hulpmiddelen



  Het is onduidelijk wat met ‘beter’ wordt bedoeld. 

Slide 20 - Tekstslide

Acceptabel
  • Sluit het doel aan bij de opdracht?
  • Je weet waarom je het doel wilt bereiken

Slide 21 - Tekstslide

Realistisch 
  • Is het doel haalbaar?
  • Niet te moeilijk en niet te makkelijk

Slide 22 - Tekstslide

Tijdgebonden
  • Wat is de periode dat het doel gerealiseerd moet zijn?
  • Wanneer ben je klaar?
  • Wanneer is het doel behaald? 


Slide 23 - Tekstslide

TIPS om doelen smart te formuleren 
Niet toepassen:
  • meer
  • beter
Wel toepassen:
  • Ik kan
  • Ik weet
  • Ik ben 
  • Ik wil

Slide 24 - Tekstslide

STARR

Slide 25 - Tekstslide

Doel van deze les: 
- Je kunt reflecteren aan de hand van de STARR- of Korthagenmethode. 

Slide 26 - Tekstslide

Reflecteren
Reflecteren is het terugblikken op je eigen handelen, daarover nadenken en van daaruit nieuwe keuzes maken.

Waarom is reflecteren zo belangrijk? 

Slide 27 - Tekstslide

Reflectie helpt bij het vergroten van zelfkennis, het ontwikkelen van een passende attitude en vaardigheden en het opbouwen van nieuwe kennis en deze onderdeel maken van het eigen handelen. Zo blijf je leren en je handelen verbeteren.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Reflecteren doe je vaker dan je denkt! 
Voorbeeld? 

-Een Voetballer bespreekt de net gespeelde wedstrijd na. 
-Tijdens een vergadering bespreken hoe de sportdag is verlopen.
-Een ruzie uitspreken met een vriend/vriendin.
-Vertellen hoe je eerste date is verlopen.
-Met je BPV begeleider bespreken hoe de stage is gegaan.



Slide 30 - Tekstslide

STARR-reflectie 
Situatie
Taak
Actie
Resultaat
Reflectie


Een STARR gaat meestal over één situatie (waarop je terug gaat blikken)

Slide 31 - Tekstslide

STARR-reflectie 
(1) SITUATIE 
 Beschrijf de situatie:
                               Wat was de de situatie? 
                 Wat speelde er? 
                                     Wie waren erbij betrokken?
                                  Waar speelde dit zich af? 
                                        Wanneer speelde dit zich af?

Slide 32 - Tekstslide

STARR-reflectie 
(2) Taak
 Beschrijf de taak:
      
        Wat was je taak/ opdracht?
Wat wilde je bereiken?
Wat werd er van je verwacht of wat verwachtte je van jezelf in deze situatie?


Slide 33 - Tekstslide

STARR-reflectie 
(3) Actie
 Beschrijf de actie:
Hoe heb je het aangepakt?
                   Waarom heb je het zo aangepakt?      
Wat dacht je? 


        


Slide 34 - Tekstslide

STARR-reflectie 
(4) Resultaat 
 Beschrijf het resultaat :

Wat heeft het opgeleverd?
Is het doel bereikt?
Hoe reageerden anderen op het resultaat? 





        


Slide 35 - Tekstslide

STARR-reflectie 
(5) Reflectie
 Beschrijf de reflectie :

Wat heb je ervan geleerd?
Hoe vond je dat je het hebt gedaan?
Was je tevreden met de resultaten?
Wat zou je volgende keer eventueel anders of beter doen?
Kun je wat je hebt geleerd ook toepassen in andere situaties?







        


Slide 36 - Tekstslide

FEEDBACK

Slide 37 - Tekstslide

Feedback krijgen doe je zo: 
  •  Luister rustig en goed naar wat een ander te zeggen heeft. 
  • Let vooral op wat hij/zij zegt en minder op hoe het gezegd wordt. 
  • Check of je het goed begrepen hebt: Jij vindt dus dat… 
  • Zeg of jij iets hebt aan de opmerkingen: Ik zou misschien… 
  • Als je het er niet mee eens bent, zeg dat dan eerlijk zonder negatieve klank. 

Bedank hem of haar voor de moeite en de tips.

Slide 38 - Tekstslide

Feedback geven en krijgen doe je vaak tijdens dit keuzedeel en opleiding
Als je samenwerkt, moet je ook weleens kritiek geven. Dat is lastig.
Kritiek incasseren is misschien nog wel moeilijker!




Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Feedback geven doe je zo
  • Geef feedback direct (geen oude koeien)
  • Begin met de ik- boodschap
  • Beschrijf wat je ziet, waarneemt
  • Zeg wat dit met je doet

Slide 41 - Tekstslide