Past Simple Recap 1.2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 4

Monday

 27 January 2025

Lesson plan

• Your upcoming English Test
  

• Lesson goal
  
• Useful tenses
  
• Goal check
  
• Writing about a past experience

Writing Past Tense / When?

Goals

1.

At the end of the lesson you know how to use Past Simple & Past Simple with 'used to'

2.

At the end of the lesson you practice some writing in Past Tense
 

Past Tenses

• Which ones do you remember?
• Irregular verbs are very important! 
• What happens when you use the word 'did'? 
• Used to
• Past simple
• Past continuous

Vragen en ontkenningen

Bij alle werkwoorden (regelmatig en onregelmatig) hetzelfde:

(?) Vragen: Did + onderwerp + hele werkwoord

(-) Ontkenningen: Onderwerp + didn't + hele werkwoord

Past Simple - vragen & ontkenningen

LADY (afkorting van de 4 soorten signaalwoorden) W

• Last (last year, last summer)
  
• Ago (a year ago, two days ago)
  
• Date (een datum)
  
• Yesterday
  
• When ..?

LADY stands for...

• Last
• Ago
• Date
• Yesterday

 Signaalwoorden Past Simple

Past simple with 'used to'

Do we remember the Past Simple? 

When did you use it?

How do you make it?

Did you notice?

What did you notice about the use of 'used to' in the video?

'She used to go away on long trips.'

'He didn't use to wear nice clothes.'

'What did you use to go to London for?'

What do these sentences tell you? 

Conclusion

You use 'used to' to when we talk about habits or states we were in the past, but which are not true anymore. 

When it's a question or negative sentence you say 'Did ...use to' / did not instead of 'used to'.

Let's practise

Do: 

Extra Exercises 1/2/3

Opdracht alleen

What?	You are going to do the exercises given on the piece of paper.
Time?	You'll get 10 minutes.
How?	Work alone.
Finished?	Wait quietly until everybody's finished.

Oefening

Situatie:

Denk aan een memorabel moment/gebeurtenis toen je jong was. Dit kan van alles zijn, een verjaardagsfeest of een toneelstuk dat je op moest voeren in groep 8. Het kan van alles zijn.

Schrijf hierover in ten minste 10 zinnen.

● Vertel wat voor gebeurtenis het was.

● Vertel wat er precies gebeurde of wat de aanleiding van de gebeurtenis was.

● Vertel wat je er zo leuk/niet leuk aan vond en waarom je er zo’n fijne of minder fijne herinnering aan hebt.

● Wees creatief!

Goals

Ik kan een gebeurtenis die in het verleden is gebeurd omschrijven.

Check:

Zijn de goede vormen gebruikt?

Irregular verbs?

Staat alles van de opdracht erin?