Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
3V Spelling Engelse ww + Meervouds-n bij verwijzing
Engelse werkwoorden
NEDERLANDS
1 / 41
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
In deze les zitten
41 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Engelse werkwoorden
NEDERLANDS
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Spelling Engelse werkwoorden
Bij de meeste werkwoorden werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.
Slide 9 - Tekstslide
Stam Engelse werkwoorden
Stam - Haal
-en
van het hele werkwoord af.
Dealen - deal - ik deal
Volleyballen - volleybal - ik volleybal
Paintball - paintball - ik paintball
Maar let op de uitspraak!
Slide 10 - Tekstslide
Spelling Engelse werkwoorden
Bij de verleden tijd luister je naar de laatste
klank
.
Hoor je een s-klank, dan schrijf je in de verleden tijd een -t.
racen
- ik race - hij race
t
- hij race
te
- hij heeft gerace
t
smashen
- ik smash - hij smash
t
- hij smash
te
- hij heeft gesmash
t
Slide 11 - Tekstslide
Spelling Engelse werkwoorden
Maar let wel goed op de uitspraak.
Slide 12 - Tekstslide
Spelling Engelse werkwoorden
De uitspraak bepaalt of je aan het eind van de ik-vorm één of twee medeklinkers schrijft.
paintballen
- ik paintball- hij paintballt- hij paintballde- hij heeft gepaintballd
grillen
- ik gril- hij gril
t
- hij gril
de
- hij heeft gegril
d
stressen
- ik stres - hij stres
t
- hij stres
te
- hij is gestres
t
Slide 13 - Tekstslide
Engelse werkwoorden
Wat is waar?
A
Schrijf je als de Nederlandse zwakke werkwoorden
B
De ik-vorm heeft vaak dezelfde vorm als de stam
C
Ik-vorm ik pass hij-vorm hij passt
D
ik-vorm ik skate verleden tijd skatete
Slide 14 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.
Slide 15 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald
Slide 16 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Zij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde
Slide 17 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Ik heb (paintballen)
A
gepaintbald
B
gepaintballd
C
gepaintballt
D
gepaintbalt
Slide 18 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede
Slide 19 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden)
Hij (daten-vt)
A
deette
B
date
C
datede
D
datete
Slide 20 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette
Slide 21 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd
Slide 22 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd
Slide 23 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Ik heb jaren als webdesigner (freelancen)
A
gefreelancet
B
gefreelanct
C
gefreelanced
D
gefreelancd
Slide 24 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Jij (stressen-tt)
A
stresst
B
strest
C
stresd
D
stressd
Slide 25 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Ik heb al die oude contacten (vdw)
A
gedelete
B
gedeleted
C
gedeletet
Slide 26 - Quizvraag
Welk Engels werkwoord is correct gespeld?
A
Hij racet naar huis.
B
Ik downloadt die file wel even voor je?
C
Hij heeft de overwinning geclaimt.
D
Zij flirte met hem.
Slide 27 - Quizvraag
Meervouds-n
Beide of beiden?
Slide 28 - Tekstslide
Je schrijf
geen
-n
Als het woord betrekking heeft op dieren of dingen.
De
meeste
hebben een glanzende vacht.
Die fietsen zijn te koop, maar de
meeste
hebben een lekke band.
Slide 29 - Tekstslide
Mijn liefdesbrieven zijn alle/allen verloren gegaan.
A
alle
B
allen
Slide 30 - Quizvraag
Je schrijf
geen
-n
Als verwezen wordt naar personen die in dezelfde zin worden genoemd.
Beide
leerlingen komen uit Hengevelde.
Sommige
leerlingen waren lopend de fiets, maar de
meeste
kwamen met de fiets.
Slide 31 - Tekstslide
De meeste/meesten gasten bestelden vlees, maar enkele/enkelen hadden meer trek in vis.
A
meeste - enkele
B
meesten - enkelen
C
meeste - enkelen
D
meesten - enkele
Slide 32 - Quizvraag
Je schrijf
wel
een -n
Als er verwezen wordt naar personen (die niet in dezelfde zin genoemd worden).
Ik heb twee beste vrienden.
Beiden
betekenen veel voor me.
Sommigen
hadden de laatste trein gemist.
Slide 33 - Tekstslide
Ze hadden beide/beiden last van muggen.
A
beide
B
beiden
Slide 34 - Quizvraag
Hij heeft alle/allen cola opgedronken.
A
alle
B
allen
Slide 35 - Quizvraag
Waarom ze in het ziekenhuis liggen? Alle/allen is iets overkomen.
A
alle
B
allen
Slide 36 - Quizvraag
Sommige apparaten stonden er nog, maar vele/velen waren weggegooid.
A
vele
B
velen
Slide 37 - Quizvraag
In de uitverkoop waren maar enkele/enkelen niet verkocht.
A
enkele
B
enkelen
Slide 38 - Quizvraag
Slechts weinige/weinigen hebben de oorlog nog meegemaakt.
A
weinige
B
weinigen
Slide 39 - Quizvraag
Wanneer gebruik je meervouds-n bij verwijzingen?
Slide 40 - Woordweb
Kort samengevat
Geen -n
Bij dieren of dingen
bijvoeglijk gebruikt bij personen
Wel -n
bij personen én zelfstandig gebruikt
Slide 41 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Engelse werkwoorden LES 6 P1 3TG
September 2024
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3,4
Spelling Engelse werkwoorden
September 2022
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
3havo Spelling Engelse ww
10 dagen geleden
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Engelse werkwoorden LES 6 P1 3TG
September 2023
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3,4
Engelse werkwoorden LES 6 P1 3TG
September 2023
- Les met
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3,4
2VWO Engelse werkwoorden
12 dagen geleden
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
H4 wk 36 2 ww-spell les 2
September 2022
- Les met
33 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Les 4: Engelse werkwoorden/Gebiedende wijs
Oktober 2023
- Les met
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3,4