Herhalen van Zouten: Oplossen, Indampen, Verhoudingsformule, Neerslag, Hydratatie, Kristalwater
Herhalen van Zouten: Oplossen, Indampen, Verhoudingsformule, Neerslag, Hydratatie, Kristalwater
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.
Onderdelen in deze les
Herhalen van Zouten: Oplossen, Indampen, Verhoudingsformule, Neerslag, Hydratatie, Kristalwater
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je de volgende onderwerpen benoemen: oplossen, indampen, verhoudingsformule, neerslag, hydratatie, kristalwater.
Slide 2 - Tekstslide
Geef aan het begin van de les aan wat de leerdoelen zijn. Zo weten de leerlingen waar ze op moeten letten.
Wat zijn zouten?
Zouten zijn chemische verbindingen die bestaan uit positieve en negatieve ionen. Ze hebben vaak een kristalstructuur en zijn meestal oplosbaar in water.
Slide 3 - Tekstslide
Begin met een korte introductie van wat zouten zijn en waar ze voor worden gebruikt. Vraag daarna aan de leerlingen of zij al bekend zijn met zouten.
Verhoudingsformule
De verhoudingsformule geeft aan uit welke ionen een zout bestaat en in welke verhouding. Bijvoorbeeld NaCl, waarbij één natriumion (Na+) en één chloride-ion (Cl-) samen het zout vormen.
Slide 4 - Tekstslide
Leg uit wat de verhoudingsformule is en waarom deze belangrijk is bij het werken met zouten. Laat eventueel voorbeelden zien van verschillende zouten en hun verhoudingsformules.
Oefening: Verhoudingsformule
Bereken de verhoudingsformule van de volgende zouten: calciumchloride, aluminiumfosfaat, ammoniumnitraat.
Slide 5 - Tekstslide
Geef de leerlingen de opdracht om de verhoudingsformules van de zouten te berekenen. Laat eventueel zien hoe ze dit kunnen doen en geef tips voor het berekenen van de verhoudingsformules.
Oplossen van zouten
Wanneer zouten worden opgelost in water, vallen de ionen uiteen en worden ze omringd door watermoleculen. Hierdoor vormen ze een oplossing.
Slide 6 - Tekstslide
Leg uit hoe oplossen werkt en waarom zouten oplossen in water. Geef eventueel een voorbeeld van een zout dat goed oplost in water, zoals keukenzout.
Oefening: Oplossen van zouten
Los de volgende zouten op in water: natriumchloride, magnesiumsulfaat en zinksulfide.
Slide 7 - Tekstslide
Geef de leerlingen de opdracht om de zouten op te lossen in water. Laat eventueel zien hoe ze dit kunnen doen en geef tips voor het oplossen van de verschillende zouten.
Indampen van zoutoplossingen
Wanneer een zoutoplossing wordt ingedampt, verdampt het water en blijft het zout achter in de vorm van kristallen.
Slide 8 - Tekstslide
Leg uit hoe indampen werkt en waarom het wordt gebruikt. Laat eventueel een filmpje zien van het indampen van een zoutoplossing.
Oefening: Indampen van zoutoplossingen
Verdamp het water uit de volgende zoutoplossingen: NaCl en CuSO4.
Slide 9 - Tekstslide
Geef de leerlingen de opdracht om de zoutoplossingen in te dampen. Laat eventueel zien hoe ze dit kunnen doen en geef tips voor het inperken van de verschillende zoutoplossingen.
Neerslag
Wanneer twee oplossingen met verschillende ionen worden gemengd, krijg je een mengsel met 4 ionen. Deze ionen kunnen met elkaar reageren en een neerslag vormen. Dit gebeurt wanneer de nieuwe combinaties van ionen slecht oplosbaar zijn.
Slide 10 - Tekstslide
Leg uit wat neerslag is en hoe het ontstaat. Laat eventueel een voorbeeld zien van een neerslagreactie, zoals het mengen van natriumcarbonaat en calciumchloride.
Oefening: Neerslag
Welke neerslag ontstaat er wanneer je een oplossing van bariumhydroxide mengt met een oplossing van zinknitraat?
Slide 11 - Tekstslide
Geef de leerlingen de opdracht om de neerslagreactie te voorspellen en te tekenen. Laat eventueel zien hoe ze dit kunnen doen en geef tips voor het voorspellen van neerslagreacties.
Hydratatie
Wanneer ionen worden omringd door watermoleculen, wordt dit hydratatie genoemd. De delta+ kant van water (de H) richt zich naar het negatieve ion en de delta- kant (de O) naar het positieve ion. Dit gebeurt wanneer zouten worden opgelost in water.
Slide 12 - Tekstslide
Leg uit wat hydratatie is en waarom het belangrijk is bij het oplossen van zouten. Laat eventueel een animatie zien van hoe hydratatie werkt.
Oefening: Hydratatie
Teken een sulfide ion omringd door watermoleculen
Slide 13 - Tekstslide
Geef de leerlingen de opdracht om het proces van hydratatie te beschrijven en uit te leggen waarom dit gebeurt. Laat eventueel een animatie zien van hoe hydratatie werkt.
Kristalwater
Sommige zouten bevatten kristalwater, wat watermoleculen zijn die in de kristalstructuur zijn opgenomen. Dit wordt aangegeven met een punt achter de verhoudingsformule en een getal dat aangeeft hoeveel watermoleculen er in het zout zitten.
Slide 14 - Tekstslide
Leg uit wat kristalwater is en waarom sommige zouten dit bevatten. Laat eventueel voorbeelden zien van zouten met kristalwater, zoals kopersulfaatpentahydraat.
Oefening: Kristalwater
Geef de reactievergelijking van het verwarmen van natriumcarbonaatdecahydraat.
Slide 15 - Tekstslide
Geef de leerlingen de opdracht om zouten te vinden die kristalwater bevatten en leg uit waarom deze zouten dit bevatten. Laat eventueel voorbeelden zien van zouten met kristalwater.
Toepassingen van zouten
Zouten worden gebruikt in veel verschillende toepassingen, zoals in voeding, medicijnen, cosmetica en industrie.
Slide 16 - Tekstslide
Benadruk het belang van zouten en waar ze voor worden gebruikt. Laat eventueel voorbeelden zien van verschillende toepassingen van zouten.
Samenvatting
Zouten zijn chemische verbindingen die bestaan uit positieve en negatieve ionen. Ze kunnen oplossen in water, indampen tot kristallen, neerslagreacties vormen, hydrateren en kristalwater bevatten. Zouten worden gebruikt in veel verschillende toepassingen.
Slide 17 - Tekstslide
Geef een korte samenvatting van de les en benadruk de belangrijkste punten. Laat eventueel de leerlingen de samenvatting opschrijven als aantekeningen.
Vragen
Zijn er nog vragen?
Slide 18 - Tekstslide
Geef de leerlingen de gelegenheid om vragen te stellen en beantwoord deze zo goed mogelijk.
Einde
Bedankt voor je aandacht!
Slide 19 - Tekstslide
Sluit de les af en bedank de leerlingen voor hun aandacht.