Vervangles Ontwikkelingsfasen - Periode 2

Periode 2
Geslachtskenmerken en geslachtsorganen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
OntwikkelingsfasenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Periode 2
Geslachtskenmerken en geslachtsorganen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontwikkelingen
eerste levensjaar
baby

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

zien
horen
tastzin
proeven
verschil licht en donker

hoge tonen 
knuffel
eerste hapjes

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke motoriek zie je op de afbeelding?
A
fijne motoriek
B
grove motoriek

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een baby gaat zelf zitten. Is dit fijne of grove motoriek?
A
Fijne
B
Grove

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1


2


3

4


5

cognitief
sociaal
seksueel
lichamelijk
emotioneel

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tot welke leeftijd spreekt men van een baby?
A
6 maanden
B
1 jaar
C
18 maanden
D
2 jaar

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

samenwerking tussen ogen en handen
bewegen met hele lichaam
betekenis van woorden
belangrijke ontwikkelingen in leven
dingen zijn er zonder dat je ze kunt zien
de huid
ooghandcoördinatie
objectpermanentie
tastzin
ontwikkelingstaken
grove motoriek
symboolbewustzijn

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het zicht is het meest belangrijke zintuig van de baby
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een reflex is een reactie die automatisch gebeurt
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

symboolbewustzijn betekent dat een kind weet wat een woord betekent
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

het zicht van de baby is meteen goed ontwikkeld bij de geboorte
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Brabbelen en het eerste woordje zijn voorbeelden van ontwikkelingstaken
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je een kind vraagt om een bal te pakken en hij geeft jou een bal, dan weet je dat er sprake is van...
A
symboolbewustzijn
B
objectpermanentie

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang is een baby gemiddeld bij de geboorte?
A
10 cm
B
20 cm
C
40 cm
D
50 cm

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel huilt een baby van 2 weken oud gemiddeld op een dag?
A
1
B
2
C
4
D
6

Slide 16 - Quizvraag

Gemiddeld huilt een baby van twee weken oud 2 uur per dag.
In de loop van de eerste zes weken neemt het toe tot een gemiddelde van 2 uur en 15 minuten per dag.
Daarna neemt het weer af tot gemiddeld 1 uur en 10 minuten per dag rond de 3 maanden.

De eerste 3 maanden huilt een baby min of meer reflexmatig: een baby huilt heel snel.
Rond de leeftijd van 3 maanden zijn baby’s steeds beter in staat het huilen te controleren.


Rond hoeveel maanden komt scheidingsangst?
A
1 maand
B
2 maanden
C
7 maanden
D
14 maanden

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Temperament is aangeboren
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Baby's hebben al een zelfbewustzijn (ik-gevoel)
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meest belangrijke zintuig van de baby?
A
het zicht
B
het reukvermogen
C
de tastzin (huid)
D
het gehoor

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een twee-eiige tweeling is genetisch identiek
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een vrouw is het mest vruchtbaar tijdens de menstruatie
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een zaadcel leeft langer dan een eicel
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een zaadcel en een eicel bestaan uit 23 chromosomen
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Primaire geslachtskenmerken ontwikkelen tijdens de puberteit
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De eisprong is hetzelfde als de ovulatie
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bevruchte eicel nestelt zich in de eileider
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op het moment van bevruchting smelten de kernen van de eicel en de zaadcel samen
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zaadlozing is als de vrouw een eisprong heeft
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verminderde vruchtbaarheid betekent dat zwanger raken moeilijker gaat
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Draagmoederschap betekent dat een andere vrouw de baby in de baarmoeder laat groeien
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je moeilijk zwanger kunt worden ben je?
A
onvruchtbaar
B
vruchtbaar
C
Verminderd vruchtbaar

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het genetisch materiaal van de zaadcel zit in de ....
A
Kop
B
Staart
C
Pootjes
D
Buik

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je een te vroeg geboren baby

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel wist je nog?
A
Veel
B
Weinig
C
Gemiddeld

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je nog vragen hebt neem ze mee naar de volgende les en stel ze aan je docent!

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies