Unit 5 Food Personal pronouns

FOOD UNIT 5
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

FOOD UNIT 5

Slide 1 - Tekstslide

At the end of the class: 
  •  you can name the P.Pronouns 
  • you know how to use the personal pronouns.
  • practice your writing skills
Learning goals

Slide 2 - Tekstslide

Today's Plan  
volg je studiewijzer...

1. Instructie Les 
2 Lesson Up Imperative 
3. Lesson Up Personal Pronoun
4. Opdracht 1 - 10 in WB- B p.5
This week Assignment:
1,2 3, 4, 5, 6, 7*a,b,  8a,b 10a,b,c, 11a,b, 12, 13a,b, 14, 15,  

Slide 3 - Tekstslide

Instructions

Slide 4 - Tekstslide

Imperative
Last week Grammar

Imperative is 
eigenlijk gewoon zeggen dat
iemand iets moet doen. 

Slide 5 - Tekstslide

Imperative:
Wees op tijd!

A
You must be on time!
B
You have to be on time!
C
Be on time!

Slide 6 - Quizvraag

Imperative:
Schiet op!
A
You have to hurry up!
B
Hurry up!

Slide 7 - Quizvraag

In welke zin zit een imperative?
A
You have to stop talking and put away the bag
B
Stop talking and put away the bag!

Slide 8 - Quizvraag

Imperative:
Niet op het gras lopen!

A
Don't walk on the grass!
B
Walk on the grass!
C
No walking on the grass!
D
To walk on the grass

Slide 9 - Quizvraag

Personal pronouns 

Slide 10 - Tekstslide

Rubric for points for Writing Test
Enough words : 0,5 points =            Heb je voldoende woorden gebruikt? Niet te weinig, maar ook niet te veel.

Grammar: 0-0,5 points=                   
 (1 mistake = 0,3 points / 2 mistakes=0,2 points / 3 or more mistakes =0 points)
                                                                      Heb je de grammaticaregels goed toegepast? Denk aan present continuous; a/an etc. 

Words/Spelling: 0-0,5 points=       (1 mistake = 0,3 points / 2 mistakes=0,2 points / 3 or more mistakes =0 points)
                                                                      Zijn de woorden juist gebruikt en gespeld?

Adjectives (bijvoegelijke naamwoorden): 0- 0,3 punten=         (elk bijvoeglijk naamwoord = 0,1 punten met maximum van 0,3)
Gebruik je bijvoeglijke naamwoorden om de mensen/situaties specifieker  te beschrijven? B.v. 'a black dress' i. p. v.  'a dress'

Creative/communicative: 0-0,5 points= 
 Deze punten kun je verdienen door het stukje leuk te schrijven met extra verzonnen details. Zodat het aantrekkelijk is voor de lezer.    

Slide 11 - Tekstslide

1. A Picture: describe people and their clothes
  • Choose two people in the drawing.
  • Describe what they are wearing.
  • Write full phrases.
  • Use 20-30 words.


timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

1. A Picture: describe people and their clothes
  • Choose two people.
  • Describe what they are wearing.
  • Write full phrases.
  • Use 20-30 words.

Your answer could be for example: 
Amy is wearing a black dress with a pink belt and pink shoes.
Tom is wearing white trousers and a  comfortable shirt with blue stripes. 
(25 words)

Slide 13 - Tekstslide

This week assignment:
assignment 1- 15
starting on page 5.
What must be done at the end of the class?
Lesson Up Imperative 
Opdracht 1 -6  in je WB.

Slide 14 - Tekstslide

After today's lesson...
.... I fully understand the plural.
... I need some more practice
... I find it difficult. Could you please help me during next class?

Slide 15 - Poll