In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Montag 12. Februar 2024
Woche 7 - Winter
Herzlich willkommen
im Deutschunterricht
Slide 1 - Tekstslide
Was machen wir heute?
- Wörter lernen: ga naar Studygo
- Modalverben
- Aktuelles
- lesen überprüfen
- Bahnansage
- Hausaufgaben
Slide 2 - Tekstslide
Modalverben einfüllen
müssen
können
wollen
mögen
ich
muss
darf
du
musst
kannst
magst
er/sie/es
mag
müssen
können
dürfen
wollen
ihr
müsst
dürft
sie/Sie
können
wollen
mögen
Slide 3 - Tekstslide
Was machen wir heute?
- Wörter lernen: ga naar Studygo
- Modalverben
- lesen überprüfen
- Bahnansage
- Hausaufgaben
Slide 4 - Tekstslide
Fasching
Die ‘fünfte Jahreszeit’, wie die Karnevalszeit gerne genannt wird, beginnt offiziell mit dem 11.11. Im Gegensatz zu den meisten anderen Festen trägt das Fest unmittelbar vor der Fastenzeit verschiedene Namen.
Slide 5 - Tekstslide
Woher kommt der Brauch?
Wir sehen uns gleich ein Video an über den Ursprung des Karnevals.
Beantworte danach einige Fragen.
Mache einige Notizen während dem sehen! Im Video gibt es einige Stichwörter.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
00:18
Was ist die Fastnacht?
Slide 8 - Open vraag
00:27
Was bedeutet carnelevare?
A
carnaval vieren
B
het wegnemen van vlees
C
verkleed gaan
D
karnemelk drinken
Slide 9 - Quizvraag
00:43
Wie lange dauert die Fastenzeit?
A
14 Tage
B
40 Tage
C
4 Tage
D
400 Stunden
Slide 10 - Quizvraag
01:36
Um und in welcher Stadt wird hauptsächlich Fasching gefeiert?
A
Frankfurt am Mainz
B
Köln
C
Frankfurt am Oder
D
Hamburg
Slide 11 - Quizvraag
Und jetzt die Fragen!
Slide 12 - Tekstslide
Was ist die Fastnacht?
Slide 13 - Open vraag
Woher kommt der Brauch? Betekent...
Slide 14 - Open vraag
Waarom heet het verschillend Karneval, Fastnacht of Fasching?
Slide 15 - Open vraag
Wat betekent carnelevare?
Slide 16 - Open vraag
Hoe lang duurt de vastentijd en waarom?
Slide 17 - Open vraag
In welk gebied wordt carnaval vooral gevierd in Duitsland?
Slide 18 - Open vraag
Voordat de vastentijd begint werd er niet alleen gefeest. Wat was ook belangrijk?
Slide 19 - Open vraag
Wat gebeurt er 1823 in Keulen/Köln?
Slide 20 - Open vraag
In welke twee steden, naast Keulen, wordt ook veel carnaval gevierd?
Slide 21 - Open vraag
Wat deed men rond 1900 in het zuiden?
Slide 22 - Open vraag
Er werd in het filmpje een rivier genoemd, namelijk
A
Rijn
B
Moezel
C
Elbe
D
Donau
Slide 23 - Quizvraag
Der Höhepunkt der Karnevalszeit ist der Karnevalsumzug am Rosenmontag mit vielen bunten Wagen und verkleideten Menschen. Na de video volgt er een aantal vragen. Kijk en lees goed!
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
In Köln feiern die Jecken Rosenmontag Wat zijn Jecken?
A
de prins en de raad van 11.
B
carnavalsvierders
C
de toeschouwers
D
de danseressen
Slide 26 - Quizvraag
An dem Umzug nehmen etwa 11.000 Karnevalisten teil. Vertaal Umzug
Slide 27 - Open vraag
Ein Karnevalswagen nimmt Schulz und Merkel aufs Korn. Wat betekent aufs Korn nehmen?
A
aandacht besteden aan
B
uitbeelden
C
onder schot nemen
D
bespotten
Slide 28 - Quizvraag
Die Tanzgarden dürfen nicht fehlen. Wat betekent dürfen nicht fehlen?
A
zijn niet met veel
(dansers) aanwezig
B
kunnen niet veel.
C
mogen niet ontbreken.
D
durven niet veel
Slide 29 - Quizvraag
Was machen wir heute?
- Wörter lernen: ga naar Studygo
- Modalverben
- Aktuelles
- lesen überprüfen
- Bahnansage
- Hausaufgaben
Slide 30 - Tekstslide
0
Slide 31 - Video
Bahnansage
Wir hören uns ein Beispiel von einer Bahnansage an.
Welcher Zug? ICE…
Wohin fährt der Zug?
Wie spät fährt der Zug ab?
Warum hält der Zug nicht in Hagen und Wuppertal Hbf?