onderweg woordenschat

wat betekent arriveren?
A
ergens weggaan
B
na een reis op een plek aankomen
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
TaalBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

wat betekent arriveren?
A
ergens weggaan
B
na een reis op een plek aankomen

Slide 1 - Quizvraag

wat is een fietstocht?
A
een lang stuk dat je fietst
B
een lang stuk dat je wandelt

Slide 2 - Quizvraag

wat betekent passeren?
A
iemand anders voorbijgaan
B
wachten

Slide 3 - Quizvraag

wat betekent bereiken?
A
aankomen op de plek waar je wilt zijn
B
weggaan

Slide 4 - Quizvraag

wat betekent de bestemming?
A
een fiets
B
de plaats waar je naartoe reist

Slide 5 - Quizvraag

wat betekent haastig?
A
langzaam
B
snel. je hebt weinig tijd en doet alles vlug.

Slide 6 - Quizvraag

wat bekent naderen?
A
dichterbij de plek komen waar je wilt zijn
B
terugreizen naar huis

Slide 7 - Quizvraag

wat is de postcode?
A
de vier nummers en twee letters van een adres
B
de vier letters en twee cijfers van een adres

Slide 8 - Quizvraag

wat betekent de woonplaats?
A
het dorp of de stad waarin je woont
B
de postcode

Slide 9 - Quizvraag

wat betekent dwalen?
A
zomaar rondlopen. je weet niet waar je heen gaat
B
de bekende weg lopen

Slide 10 - Quizvraag

wat betekent de afslag?
A
van een grote weg afgaan
B
een grote weg oprijden

Slide 11 - Quizvraag

wat betekent de bestuurder?
A
een persoon die stuurt
B
een persoon die fietst

Slide 12 - Quizvraag

wat betekent de richting?
A
naar een bepaalde kant
B
wijzen

Slide 13 - Quizvraag

wat is een routebeschrijving?
A
een bekende weg
B
hierop staat hoe je moet rijden om ergens te komen

Slide 14 - Quizvraag

wat is een wegwijzer?
A
een bord. je ziet waar de weg heengaat en hoe lang deze is
B
een paddenstoel

Slide 15 - Quizvraag

wat betekent de kruising?
A
een kruispunt
B
een fietspad

Slide 16 - Quizvraag

wat is een rotonde?
A
een ronde weg met meerdere afslagen
B
een rechte afslag

Slide 17 - Quizvraag

bonusvraag:
welke kanten kun je opgaan in het verkeer?
A
linksaf en rechtsaf
B
omhoog en naar beneden

Slide 18 - Quizvraag

wat hebben we nu geleerd?

Slide 19 - Woordweb