les 26-27

les 26-27
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

les 26-27

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk: 

Opdracht 7 blz. 170 (Kies 8 zinnen uit en praat met elkaar).
+ opdracht 10 afmaken
Gebruik het schema op blz. 173 Kijk eerst of er een prepositie in de zin staat.

Geen prepositie = die (de -woorden of personen)
                                = dat (het-woorden)
Prepositie             = zaak of ding = waar + prepositie
                                = locatie = waar 
                                = persoon = prepositie + wie  

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 11 blz. 175 (samen)

Let op de werkwoorden komen achteraan in de zin.
Ze maakte veel grapjes waarom we erg moesten lachen.


geen ww + prepositie
de-woord of persoon
die
geen ww + prepositie
het-woord
dat
ww met prepositie
zaken/ dingen
waar + prepositie
ww met prepositie
locatie
waar
ww met prepositie
persoon
prepositie + wie
ww = werkwoord

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Samen lezen: blz. 176

Het eens zijn:

Het een beetje eens zijn:

Het niet eens zijn: 

Slide 5 - Tekstslide

Gebruik de zinnen op blz. 176

1 Stress is fijn en belangrijk.
2 Alleen vrouwen kunnen multitasken.
3 Het is goed om 24 uur bereikbaar te zijn voor je collega's.
4 Het is gezond om je te houden aan de schijf van vijf.
5 Ik vind vakantie niet belangrijk.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Denk aan je schooltijd.

Vertel over een leuke herinnering op je
middelbare school.
(Vertel een anekdote)

Slide 8 - Tekstslide

https://schooltv.nl/video/nieuws-uit-de-natuur-kerst/#q=kerst

- We gaan naar het volgende filmpje kijken.
- Geef antwoord op de volgende vragen.

Slide 9 - Tekstslide

1 Wat is het verschil tussen de wensen bij Sinterklaas en de wensen bij Kerst?
2 Wat is de wens van Mira?
3 Wat is de wens van Faysal?
4 Vrede op aarde. Wat wordt er met deze wens bedoeld?
5 Aan welke actie doen Nederlandse scholen mee?
6 De presentator zegt: 'het lijkt vanzelfsprekend'.
Wat bedoelt hij daarmee?
7 Naar welke landen gaan de schoenendozen?

Slide 10 - Tekstslide