1. Ik ben klein en ik heb blond haar en blauwe ogen.
2. Carlos is lang, sportief, heeft donker haar en krullen.
3. Inéz heeft lang haar en grote ogen.
4. Paco heeft kort haar, een kleine neus en bruine ogen.
5. Mijn broer is sympathiek maar wel een kletskous.
6. Mijn zus is intelligent maar ook lui.