Pubquiz WO 2

De Tweede Wereldoorlog
Pubquiz
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De Tweede Wereldoorlog
Pubquiz

Slide 1 - Tekstslide


Het Duitse Keizerrijk veranderde in 1920 van naam. 
Kies de juiste naam 
A
Communistische Republiek Duitsland
B
Democratische Republiek van Weimar
C
Democratische Republiek Duitsland
D
Nationaal-Democratisch Duitsland

Slide 2 - Quizvraag


Nederland was tijdens de Tweede Wereldoorlog:




A
Neutraal
B
Niet neutraal

Slide 3 - Quizvraag


In welk jaar begon WO II?




A
1939
B
1940
C
1945
D
1914

Slide 4 - Quizvraag


Wie of wat herdenken wij op 4 mei?
A
Alle slachtoffers van WO 2 en de oorlogssituaties en vredesmissies nadien
B
Het einde van de bezetting door Duitsland
C
Het einde van de Tweede Wereldoorlog
D
Het begin van de bezetting door Duitsland

Slide 5 - Quizvraag


Met de inval van welk Europees land begon de Tweede Wereldoorlog?




A
Nederland
B
Polen
C
België
D
Rusland

Slide 6 - Quizvraag


De Tweede Wereldoorlog duurde van:



A
1940 - 1945
B
1939 - 1944
C
1914 - 1918
D
1939 - 1945

Slide 7 - Quizvraag


Wie was de leider van Engeland tijdens de Tweede Wereldoorlog?




A
Churchill
B
Mussolini
C
Roosevelt
D
Stalin

Slide 8 - Quizvraag


Welke Nederlandse stad werd tijdens WO 2 zwaar gebombardeerd?




A
Amsterdam
B
Den Haag
C
Rotterdam
D
Utrecht

Slide 9 - Quizvraag


Met welk land sloot Hitler in 1939
een niet-aanvalsverdrag?


A
Frankrijk
B
Groot-Brittannië
C
Sovjet-Unie
D
Tsjechoslowakije

Slide 10 - Quizvraag


Welk landen waren bondgenoten van Nazi-Duitsland tijdens WO II?




A
Italië & Hongarije
B
Italië & Argentinië
C
Italië & Japan
D
Italië & China

Slide 11 - Quizvraag


Door welke gebeurtenis kwam er een definitief einde aan WO II?




A
De atoombom op Nagasaki
B
Hitler pleegt zelfmoord in Berlijn
C
D-Day
D
Operatie Market-Garden

Slide 12 - Quizvraag


In welke volgorde werden deze landen door Duitsland aangevallen?




A
Frankrijk – Polen – Rusland
B
Frankrijk – Rusland – Polen
C
Polen – Frankrijk – Rusland
D
Polen – Rusland – Frankrijk

Slide 13 - Quizvraag


Veel historici zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.
Welk argument hoort bij deze mening?






A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Frankrijk wilde het verloren grondgebied terug hebben.
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.

Slide 14 - Quizvraag


Hieronder staan vier beweringen over de Jodenvervolging in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. 

Welke bewering is juist?









A
Alleen Joden waren verplicht altijd een persoonsbewijs bij zich te hebben.
B
Het grootste deel van de Joden kon de oorlog overleven dankzij de mogelijkheid om onder te duiken.
C
Joden werden vervolgd omdat ze tegen de nazi's waren en niet op de NSDAP stemden.
D
Na een razzia werden Joden afgevoerd naar doorgangskamp Westerbork.

Slide 15 - Quizvraag

Op 24 oktober 1929 ontstond er een economische wereldcrisis in de VS.
Wat is de naam van deze gebeurtenis?
A
Zwarte Donderdag
B
Zwarte Vrijdag
C
Zwarte Maandag
D
Zwarte Zondag

Slide 16 - Quizvraag

Door welke gebeurtenis raakte de VS betrokken bij WO 2?
A
Aanval op Pearl Harbor
B
Aanval op New York
C
Aanval op Washington
D
Aanval op het Witte Huis

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de naam voor de haat tegen joden en hun invloed op de maatschappij?
A
Liberalisme
B
Antisemitisme
C
Communisme
D
Anti-jodisme

Slide 18 - Quizvraag


Waardoor wist Nazi-Duitsland de Sovjet-Unie niet te veroveren tijdens 'Operatie Barbarossa'?
A
De soldaten waren niet goed uitgerust voor de warme Russische zomer
B
De soldaten waren niet goed uitgerust voor de koude Russische winter

Slide 19 - Quizvraag


Met welke tactiek wilde Hitler aan het begin van WO 2 een loopgravenoorlog voorkomen?
A
Flitzkrieg
B
Einsatzkrieg
C
Totallkrieg
D
Blitzkrieg

Slide 20 - Quizvraag


Wat betekent collaboratie?
A
Verzet tegen de bezetter van een land
B
Samenwerken met de bezetter van een land

Slide 21 - Quizvraag