V5: HERHALING POËZIE

De term voor het afbreken van een zin in een gedicht is ...
A
enjambement
B
strofe
C
alliteratie
D
eindrijm
1 / 24
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De term voor het afbreken van een zin in een gedicht is ...
A
enjambement
B
strofe
C
alliteratie
D
eindrijm

Slide 1 - Quizvraag

wat is een enjambement?
A
de klemtoon in een gedicht
B
het ritme in een gedicht
C
een stuk in het gedicht dat je lager uitspreekt dan de rest.
D
de zin loopt door terwijl de versregel eindigt

Slide 2 - Quizvraag

'En een zucht van de ziedende zee.'
Welke letter zorgt voor alliteratie?
A
Z
B
E
C
EE
D
D

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het rijmschema
van dit gedicht?
A
A-B-C
B
A-A-B
C
A-B-B
D
A-B-C-C

Slide 6 - Quizvraag


Dit is een gedicht met rijmschema...
A
abcdabcd
B
ababacac
C
aabbaacc
D
abcbdefe

Slide 7 - Quizvraag

Welk rijmschema heeft dit gedicht?
A
abcb abcb
B
abab acac
C
aabb aacc
D
aabb ccdd

Slide 8 - Quizvraag

Beeldspraak 

Beeldspraak is altijd figuurlijk taalgebruik.



Slide 9 - Tekstslide

Beeldspraak

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een synesthesie?
A
Menselijke eigenschappen geven aan een levenloos object.
B
Waarnemingen van twee verschillende zintuigen met elkaar gecombineerd
C
Een verzachtende uitdrukking gebruiken

Slide 11 - Quizvraag

Van welke beeldspraak is hier sprake? Er hangt een Rembrandt in de volgende zaal.
A
metonymia
B
synesthesie
C
personificatie
D
metafoor

Slide 12 - Quizvraag

'Geef mij nog eens een glas'. Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
synesthesie
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 13 - Quizvraag

Van welke beeldspraak is hier sprake? Het huis steunde en kreunde tijdens de storm.
A
metafoor
B
personificatie
C
metonymia
D
synesthesie

Slide 14 - Quizvraag

Mijn oude fiets SMEEKT om een grondige opknapbeurt.
A
synesthesie
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 15 - Quizvraag

Bij een ... lees je alleen het beeld, het object ontbreekt
A
vergelijking met als
B
metafoor
C
synesthesie
D
metonymia

Slide 16 - Quizvraag

De muren zijn kil blauw geverfd.

A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 17 - Quizvraag

Voor we vertrekken moeten we nog even tellen of alle neuzen de juiste kant op staan.
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Personificatie
D
Synesthesie

Slide 18 - Quizvraag

Welk stijlfiguur zie je hier?
A
paradox
B
ironie
C
tegenstelling
D
sarcasme

Slide 19 - Quizvraag

Stijlfiguur:
"Ik sterf zowat
van de honger."
A
Hyperbool
B
Pleonasme
C
Paradox
D
Eufemisme

Slide 20 - Quizvraag

Stijlfiguur:
"Zij werkt daar als interieurverzorgster."
A
Hyperbool
B
Eufemisme
C
Understatement
D
Tautologie

Slide 21 - Quizvraag

Wat zijn stijlfiguren?
A
dat een gedicht in een figuur is geschreven
B
manieren van schrijven om indruk te maken
C
manieren om gedicht te beoordelen
D
figuurlijk taalgebruik

Slide 22 - Quizvraag

Welke van de
onderstaande stijlfiguren
is een pleonasme?
A
'blij en verheugd'
B
'een ronde cirkel'
C
'bar en boos'
D
'ijzeren discipline'

Slide 23 - Quizvraag

Welke van onderstaande stijlfiguren is een tautologie?
A
'nat water'
B
'verdrietig en bedroefd'
C
'zuchtende wind'
D
'witte sneeuw'

Slide 24 - Quizvraag