Klaas gebaar.... naar een leerling dat die nu moet komen.
KLaas gebaar... naar de leerling dat die moest komen.
KLaas heeft naar de leerling gebaar... .
Druk gebaren.... stond Klaas voor het raam van het lokaal.
De verbaas....e leerlingen wisten niet wie Klaas nou bedoelde.
Klaas was verbaas... dat er niemand opston....
Lachen... liep hij daarom het lokaal in.