Argumenteren 4 havo - week 3

Nederlands periode 4 - week 3
Argumenteren deze periode centraal
zowel voor leesvaardigheid als voor literatuuropdracht

Uit de Boekopdracht:  Geef je mening over de door jou gelezen boeken en ga daarbij in op de gebeurtenissen, de personages, de opbouw en de stijl van het boek. Ondersteun je mening met argumenten. Leg telkens duidelijk uit aan de hand van de inhoud van jouw boek en geef daarbij voldoende voorbeelden en citaten om de argumenten te onderbouwen.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Nederlands periode 4 - week 3
Argumenteren deze periode centraal
zowel voor leesvaardigheid als voor literatuuropdracht

Uit de Boekopdracht:  Geef je mening over de door jou gelezen boeken en ga daarbij in op de gebeurtenissen, de personages, de opbouw en de stijl van het boek. Ondersteun je mening met argumenten. Leg telkens duidelijk uit aan de hand van de inhoud van jouw boek en geef daarbij voldoende voorbeelden en citaten om de argumenten te onderbouwen.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen Argumenteren
  • week 1: ik kan onderscheid maken tussen standpunt & argument, feitelijke & waarderende argumenten en tegenargumenten & weerleggingen
  • week 2: ik kan de vier basisstructuren van argumentaties herkennen en ik kan argumentaties in blokjesschema's plaatsen en benoemen

Slide 2 - Tekstslide

standpunt en argument
  • signaalwoorden standpunt
  • dus, ik vind, volgens mij, dan ook, kortom, ik denk dat
  • signaalwoorden argument
  • want, omdat, namelijk, aangezien, immers
  • feitelijk argument?
  • checken, controleren, waar of niet waar
  • waarderend argument
  • oordeel, mening

Slide 3 - Tekstslide

tegenargument of weerlegging
  • tegenargument?
  • je geeft aan, dat je het oneens bent met het standpunt: je valt het standpunt aan
  • weerlegging?
  • je geeft aan, dat je het oneens bent met het argument: je valt het argument aan

Slide 4 - Tekstslide

Wat is in onderstaande tekst het standpunt?
Het Stadionplein in Amsterdam wordt omgedoopt tot het Johan Cruijffplein. Het is prima dat de ArenA in Amsterdam-Zuidoost nu de Johan Cruijff ArenA gaat heten, maar het Stadionplein moet het Stadionplein blijven, al is het maar omdat de Stadionkade en de Stadionweg erop uitkomen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is in de tekst het argument bij 'het Stadionplein moet het Stadionplein blijven'?
Het Stadionplein in Amsterdam wordt omgedoopt tot het Johan Cruijffplein. Het is prima dat de ArenA in Amsterdam-Zuidoost nu de Johan Cruijff ArenA gaat heten, maar het Stadionplein moet het Stadionplein blijven, al is het maar omdat de Stadionkade en de Stadionweg erop uitkomen.

Slide 6 - Tekstslide

omdat de Stadionkade en de Stadionweg erop uitkomen
  • feitelijk of waarderend?
  • feitelijk: je kunt controleren of de straten erop uitkomen
  • signaalwoord?
  • omdat

Slide 7 - Tekstslide

Stel dat iemand zegt: ‘Er komen nog vijf straten met andere namen op het Stadionplein uit.’
  • tegenargument of een weerlegging?
  • wat wordt er 'aangevallen'?
  • het argument
  • dus: weerlegging

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het standpunt in alinea 2 van dezelfde tekst?
Nagenoeg alle straten en pleinen in deze buurt verwijzen naar de Olympische Spelen van 1928 of naar sportieve helden in de Griekse oudheid. Het kenmerkende van dit vierjaarlijks sportevenement is dat het bijna alle sporten omvat. Het is dan ook geen goed idee om dit door recente nieuwbouw al behoorlijk verkleinde plein naar slechts één sporter te vernoemen.

Slide 9 - Tekstslide

het standpunt is
  • Het is dan ook geen goed idee om dit door recente nieuwbouw al behoorlijk verkleinde plein naar slechts één sporter te vernoemen.
  • signaalwoord?
  • dan ook


Slide 10 - Tekstslide

argument(en) bij 'het is dan ook geen goed idee..[. ]? feitelijk of waarderend?
Nagenoeg alle straten en pleinen in deze buurt verwijzen naar de Olympische Spelen van 1928 of naar sportieve helden in de Griekse oudheid. Het kenmerkende van dit vierjaarlijks sportevenement is dat het bijna alle sporten omvat. Het is dan ook geen goed idee om dit door recente nieuwbouw al behoorlijk verkleinde plein naar slechts één sporter te vernoemen.

Slide 11 - Tekstslide

argumentatiestructuren
enkelvoudige argumentatie
je ondersteunt je standpunt/mening met één argument

  • Stem Partij voor de Dieren (standpunt)
  • (want)
  • Het is tijd voor Plan B (argument)


Slide 12 - Tekstslide

onderschikkende argumentatie
je ondersteunt - en versterkt - het argument bij je standpunt met een ander argument
  • Stem Partij voor de Dieren (standpunt)
  • (want) Het is tijd voor Plan B (argument)
  • (want/omdat) Hoe het nu gaat (Plan A) is niet goed. (argument)
  • Let op: een argument hoeft niet per se 'waar' te zijn.

Slide 13 - Tekstslide

nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
je ondersteunt je standpunt met verschillende argumenten, die naast ('neven') elkaar staan en niet met elkaar te maken hebben
onafhankelijke argumenten: ook los van elkaar geldig
  • Stem Partij voor de Dieren (standpunt)
  • (want) het is tijd voor Plan B (argument 1)
  • (want) die partij is tegen de bio-industrie (argument 2)


Slide 14 - Tekstslide

nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
je ondersteunt je standpunt met verschillende argumenten, die naast ('neven') elkaar staan, maar alleen samen geldig zijn
afhankelijke argumenten: ze horen bij elkaar 
  • Stem Partij voor de Dieren (standpunt)
  • (want) ik ben tegen mega-stallen (argument 1)
  • (want/en) die partij is ook tegen de bio-industrie (arg. 2)

Slide 15 - Tekstslide

vul de zin aan en maak een enkelvoudige argumentatie:
ik stem op .....

Slide 16 - Open vraag

vul de zin aan en maak een onderschikkende argumentatie:
ik stem op .....

Slide 17 - Open vraag

vul de zin aan en maak een nevenschikkende argumentatie:
ik stem op ...

Slide 18 - Open vraag

Argumentatieschema's
Argumenten en standpunt samen wordt redenering of argumentatie genoemd.

Het verband tussen argument(en) en standpunt wordt argumentatieschema genoemd.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

de verschillende argumentatieschema's
  • oorzaak en gevolg: een feit of gebeurtenis zal leiden tot een ander feit of een andere gebeurtenis
  • kenmerk of eigenschap: als alle onderdelen van een groep hetzelfde kenmerk hebben, heeft één onderdeel van die groep dat kenmerk ook
  • voor- en nadelen: oordeel wordt gevormd op basis van een afweging tussen voor- en nadelen

Slide 21 - Tekstslide

vervolg argumentatieschema's
  • voorbeelden: een standpunt wordt ondersteund door voorbeelden (vaak in de vorm van een opsomming)
  • vergelijking: vergelijking tussen twee gevallen: als het in het ene geval zo is, dan zal het in het andere geval ook wel zo zijn
  • autoriteit: ondersteuning van het standpunt door uitspraak van een deskundige of van een gezaghebbende bron, bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek

Slide 22 - Tekstslide

Als Jett Rebel volgend jaar optreedt op Lowlands gaan we zeker weer naar het festival. Vorige keer was hij ook top.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 23 - Quizvraag

Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede. Hij had namelijk allerlei symptomen die er op wijzen: last van vermoeidheid, hartkloppingen, duizeligheid, oorsuizingen en hoofdpijn.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 24 - Quizvraag

Het wordt warmer op aarde en dat komt door het broeikaseffect.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 25 - Quizvraag

waarom argumentatieschema's?
Uit Centraal Examen Nederlands havo 2019-II

1p 25 Welke twee argumentatieschema’s worden in tekst 2 vooral gebruikt?
argumentatie op basis van
A autoriteit en oorzaak en gevolg
B autoriteit en voor- en nadelen
C kenmerken of eigenschappen, en voor- en nadelen
D overeenkomsten en verschillen, en oorzaak en gevolg

Slide 26 - Tekstslide

(1) Veel chattaal is al zo ingeburgerd dat de meeste mensen je wel kunnen vertellen waar ‘w8’ en ‘ff’ voor staan. Inmiddels is het een soort digitaal dialect. Maar dat wil niet zeggen dat het correct is om te gebruiken in zakelijke communicatie! Als je bijna dagelijks ff schrijft in
plaats van even, neemt de automatische piloot dat soms ook over wanneer je aan een serieus document werkt, zoals je cv of je sollicitatiebrief.
(2) Spel- en taalfouten kunnen voor recruiters echter zo belangrijk zijn dat je sollicitatie direct op de nee-stapel belandt. Schrijf je cv en sollicitatiebrief dus met volle aandacht, neem er de tijd voor en laat ze na je eigen controle en de spellingscheck op de computer ook nog doorlezen
door iemand anders.

uit: https://www.monsterboard.nl/carriere-advies/artikel/chattaal-sollicitatiebrief

Slide 27 - Tekstslide

Leeractiviteit week 3
Nieuw Nederlands Cursus 6, Argumenteren: maken opdrachten bij paragraaf 3: Argumentatieschema's. 

Klaar met Argumenteren: verder lezen in een van de twee boeken die je leest voor de Boekopdracht.

Slide 28 - Tekstslide

check leerdoelen week 3
  • ik kan de vier verschillende argumentatiestructuren herkennen en benoemen
  • ik kan argumentaties of redeneringen in argumentatie-structuren weergeven
  • ik weet welke argumentatieschema's er zijn: ik kan ze herkennen en benoemen

Slide 29 - Tekstslide