Spellingsregels

Nederlands
WELKOM
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
WELKOM

Slide 1 - Tekstslide

Spellingsregels

Slide 2 - Tekstslide

Tussenletters
Welke tussenletter gebruik je wanneer in een samenstelling?

Slide 3 - Tekstslide

-EN
 - in een samenstelling als het linkerwoord een zelfstandig naamwoord is met alleen een meervoud op -en.

Voorbeeld:   tomaat + soep = tomatensoep.

Slide 4 - Tekstslide

Uitzonderingen
  1. Het linkerwoord heeft meervoud op -en én -s         Voorbeeld:  hoogtes en hoogten, dus: hoogtepunt.
  2. Het linkerwoord heeft geen meervoud.                       Voorbeeld:  tarwebloem, roggebrood.
  3. Van het linkerwoord is er maar één.     Voorbeeld:  maneschijn, zonnebank.

Slide 5 - Tekstslide

  1. Het linkerwoord is een bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord.                                                                                       Voorbeeld: rodekool, verrekijker; jokkebrok, lachebek.
  2. Het linkerwoord versterkt het rechterwoord.                  Voorbeeld:  beresterk, apetrots.
  3. In veel ouderwetse samenstellingen.                                   Voorbeeld:  bakkebaard, nachtegaal, schattebout.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is juist?
A
groentenpakket
B
groentepakket

Slide 7 - Quizvraag

Wat is juist?
A
stationstraat
B
stationsstraat

Slide 8 - Quizvraag

Wat is juist?
A
geboortecijfer
B
geboortencijfer

Slide 9 - Quizvraag

Wat is juist?
A
erwtensoep
B
erwtesoep

Slide 10 - Quizvraag

Aan elkaar of los
  1. Samenstellingen                                Voorbeeld: arbeidsovereenkomst,vermogensaanwasdeling
  2. Woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel.      Voorbeeld:  erop, hierin, daarmee, waarvan.
  3. Getallen tot en met het woord duizend.                               Voorbeeld: 750 = zevenhonderdvijftig;                                           3.510 = drieduizend vijfhonderdtien.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is juist?
A
driemiljoen zeshonderd en twaalf
B
driemiljoen zeshonderdtwaalf
C
driemiljoenzeshonderd en twaalf
D
drie miljoen zeshonderd en twaalf

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Geneesmiddelenvergoedingssysteem
B
Geneesmiddelen vergoedingssysteem
C
Geneesmiddelen-vergoedingssysteem

Slide 13 - Quizvraag

Wat is juist?
De koffer is nog niet compleet. De sokken moeten nog .......
A
er in
B
erin

Slide 14 - Quizvraag

Beide/Beiden
Schrijf je met -en als 
1. ze op personen slaan                               én 
2. zelfstandig gebruikt zijn

(sommige, vele, enkele, laatste, beide, alle etc. )

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld
- De meesten wilden skiën.
- Deze workshop trekt veel publiek. Sommigen komen zelfs twee keer.

Slide 16 - Tekstslide

Let op!
Kun je een woord uit de zin ervoor of uit dezelfde zin achter het woord zetten, gebruik dan alleen -e
  • vb: Enkele studenten kozen voor het zeilkamp, maar de meeste (studenten) wilden skiën.

Slide 17 - Tekstslide

Het huis van de buren staat te koop. Er zullen dus op termijn andere / anderen bewoners komen.
A
andere
B
anderen

Slide 18 - Quizvraag

Op deze workshop komen veel mensen af. Sommig... komen zelfs twee keer.
A
sommige
B
sommigen

Slide 19 - Quizvraag

Mijn nieuwe auto moet zuiniger zijn dan die van andere / anderen
.
A
andere
B
anderen

Slide 20 - Quizvraag

De directeur sprak de twee werknemers toe: 'Deze mededeling is voor jullie beide / beiden .
A
beide
B
beiden

Slide 21 - Quizvraag

Hoofdletters
1. Het eerste woord van een zin.
Uitzonderingen:
- Hoofdletter na 's               ’s Middags moet de receptie ......
- Geen hoofdletter na cijfer of symbool.
                                                      35 euro vind ik te veel voor dit shirt. 

Slide 22 - Tekstslide

Hoofdletters
2. Namen
Let op bij namen van personen: Ans van der Meer, maar     
                                                                   mevrouw Van der Meer
3. Afleidingen van aardrijkskundige namen en van talen.
                                                                Limburgse vlaai, Engelse boeken

Slide 23 - Tekstslide

('s avonds) kregen de werknemers meer betaald.
A
's avonds
B
'S avonds
C
's Avonds

Slide 24 - Quizvraag

Op de belastingaangifte stond (koos van der plas) vermeld.
A
Koos van der Plas
B
koos van der plas
C
Koos van der plas
D
Koos Van der Plas

Slide 25 - Quizvraag

Op de belastingaangifte stond (mevrouw van der plas) vermeld.
A
Mevrouw van der Plas
B
mevrouw Van der Plas
C
Mevrouw Van der Plas
D
mevrouw van der Plas

Slide 26 - Quizvraag

Géén hoofdletter
1. samenstellingen met feestdagen
    paasei (maar: Pasen),   kerstvakantie (maar: Kerstmis)
2. windstreken                
      in het zuidwesten
3. namen van seizoenen, maanden en dagen
     zomer, augustus, vrijdag


Slide 27 - Tekstslide

Géén hoofdletter
4. functiebenamingen en titels
     minister-president, mr. Frank Visser
5. formele aanduiding  (u, uw)
6. periodes   (de middeleeuwen)
7. religieuze stromingen en afleidingen daarvan
    een katholiek, de islam
8. schoolsoorten     mbo (maar wel in eigennaam: MBO Zadkine)

Slide 28 - Tekstslide

Wij gaan in de maand (augustus) op vakantie.
A
Augustus
B
augustus

Slide 29 - Quizvraag

Het (suikerfeest) viel dit jaar in de maand mei.
A
Suikerfeest
B
suikerfeest

Slide 30 - Quizvraag

De (minister-president) gaf vandaag een persconferentie.
A
Minister-president
B
Minister-President
C
minister-president
D
minister-President

Slide 31 - Quizvraag

Het (jodendom) is een oude religieuze stroming.
A
jodendom
B
Jodendom

Slide 32 - Quizvraag

Ik volg een (mbo-opleiding) in Breda.
A
MBO-Opleiding
B
Mbo-opleiding
C
MBO-opleiding
D
mbo-opleiding

Slide 33 - Quizvraag

Aan de slag!
Nu Nederlands

Taalverzorging
Opdracht 3.1  1 t/m 4
Opdracht 3.5  1 t/m 5
Opdracht 3.6  1 en 2

Slide 34 - Tekstslide