Trede 4 - Herhaling voor de toets

Trede 4 - Herhaling voor de toets
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Trede 4 - Herhaling voor de toets

Slide 1 - Tekstslide

Le verbe aller
Doel: je gebruikt het werkwoord aller

Slide 2 - Tekstslide

Le verbe 'aller' 

Het werkwoord gaan is in het Frans aller.

Aller is een onregelmatig werkwoord. 

Deze moet je dus uit je hoofd leren.

Slide 3 - Tekstslide

Het werkwoord "aller" aller = gaan. Net als être (zijn) en avoir (hebben) is aller een onregelmatig werkwoord.
Aller
Gaan 
je vais
ik ga
tu vas
jij gaat
il / elle  va
hij / zij gaat
on va
wij gaan
nous allons
wij gaan
vous allez
jullie gaan / u gaat
ils / elles vont
zij gaan

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Aller
Gaan 
je 
ik ga
tu 
jij gaat
il / elle  
hij / zij gaat
on 
wij gaan
nous 
wij gaan
vous 
jullie gaan / u gaat
ils / elles 
zij gaan
vas
va
vont
allons
vais
allez

Slide 6 - Sleepvraag

aller =
A
beginnen
B
gaan
C
lopen

Slide 7 - Quizvraag

Je (aller) à la plage.
A
suis
B
vas
C
ai
D
vais

Slide 8 - Quizvraag

Tu (aller) en France?
A
vais
B
as
C
es
D
vas

Slide 9 - Quizvraag

Ils (aller) à Paris en train.
A
ont
B
vont
C
sont
D
va

Slide 10 - Quizvraag

Nous (aller) au Portugal.
A
vais
B
allez
C
allons
D
vas

Slide 11 - Quizvraag

Elle (aller) à Groningen.
A
vais
B
va
C
vas
D
a

Slide 12 - Quizvraag

Landen
Doelen: 
Je kent de namen van landen + het lidwoord dat erbij hoort.
Je kent de de voorzetsels bij landen en plaatsen.

Slide 13 - Tekstslide

Landen en voorzetsels
Hoe zeg je in / naar + land of stad?

Slide 14 - Tekstslide

Villes / villages
Om een stad of dorp aan te geven gebruik je het voorzetsel 'à'. 

Voorbeeld:
        Je vais à Paris 
        Je vais à New-York

Slide 15 - Tekstslide

Continents
Om continenten aan te geven gebruik je het voorzetsel 'en'. 

Voorbeeld:
        En Afrique  En Asie
        En Europe  En Amérique
        En Océanie
        

Slide 16 - Tekstslide

Pays
  • Bij landen heb je drie opties: en / au / aux

  • Om te bepalen welk voorzetsel bij welk land hoort, moet je het geslacht weten van het land. 



Slide 17 - Tekstslide

Pays 
  • 'En
  • Féminin (vrouwelijk)
  • Eindigen op een 'e'
    (en Espagne) (en France)

Slide 18 - Tekstslide

Pays
  • 'au'
  • Masculin (mannelijk)
  • Eindigt niet op een e 
    ( au Danemark) ( au Canada, au Pérou, au Japon) 

Slide 19 - Tekstslide

Pays
  • Aux
  • Pluriel (meervoud, eindigt meestal op een -s)

Voorbeeld: 
        Aux États-Unis
        Aux Pays-Bas

Slide 20 - Tekstslide

Résumé
À =  dorp en steden
En = continenten en vr. landen
Au = mannelijke landen
Aux = Landen meervoud

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Hoe zeg je dat je in België bent?
Je suis ...
A
... à Belgique
B
... au Belgique
C
... en Belgique
D
... aux Belgique

Slide 23 - Quizvraag

Hoe zeg je dat je naar Tokyo gaat?
Je vais ...
A
... à Tokyo
B
... au Tokyo
C
... en Tokyo
D
... aux Tokyo

Slide 24 - Quizvraag

Hoe zeg je dat je in Portugal bent?
A
Je suis à Portugal
B
Je suis au Portugal
C
Je suis en Portugal
D
Je suis aux Portugal

Slide 25 - Quizvraag

Hoe zeg je dat je naar de VS gaat?
Je vais ...
A
... à Etats-Unis
B
... au Etats-Unis
C
... en Etats-Unis
D
... aux Etats-Unis

Slide 26 - Quizvraag

Hoe zeg je dat je naar Duitsland gaat?
Je vais ...
A
... à Allemagne
B
... au Allemagne
C
... en Allemagne
D
... aux Allemagne

Slide 27 - Quizvraag

Les nombres
Doel: je kent de getallen 1 tot 70

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Les nombres 20-69

20: vingt
21: vingt et un
24: vingt-quatre

30: trente
31: trente et un
37: trente-sept



40: quarante
41: quarante et un
43: quarante-trois

50: cinquante
58: cinquante-huit

60: soixante
66: soixante-six

Slide 30 - Tekstslide

Welk getal is dit? Noteer het in cijfers.
Vingt-huit

Slide 31 - Open vraag

cinquante

Slide 32 - Open vraag

onze

Slide 33 - Open vraag

trente-neuf

Slide 34 - Open vraag

Schrijf de getallen uit in het Frans:

13

Slide 35 - Open vraag

49

Slide 36 - Open vraag

25

Slide 37 - Open vraag

63

Slide 38 - Open vraag

Questions
Doel: je stelt vragen en je kunt vragen beantwoorden.

Slide 39 - Tekstslide

Beantwoord de vraag.
Comment tu t'appelles?

Slide 40 - Open vraag

Beantwoord de vraag.
Tu as quel âge? (12)

Slide 41 - Open vraag

Wat is het goede antwoord?
Tu vas où en vacances?
A
Je m'appelle Henk.
B
J'aime l'été.
C
Je vais en Espagne.
D
J'habite à Wedde.

Slide 42 - Quizvraag

Wat is het goede antwoord?
Quel est ton pays préféré?
A
C'est la France.
B
C'est l'automne.
C
C'est ma soeur.

Slide 43 - Quizvraag

Écrire

Slide 44 - Tekstslide

Bekijk het bericht.
Je krijgt hier een aantal vragen over.

Slide 45 - Tekstslide

Met welk woord begroet je iemand?

Slide 46 - Open vraag

Wat betekent
Comment ça va?

Slide 47 - Open vraag

Hoe zeg je dat je op vakantie bent in Frankrijk?

Slide 48 - Open vraag

Vertel dat je op vakantie bent in Portugal.

Slide 49 - Open vraag

Vertel dat het mooi weer is (gebruik het bericht!)

Slide 50 - Open vraag

fini!!!

Slide 51 - Tekstslide