In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Woensdag 17 maart
Verkiezingsposter
Maak je eigen verkiezingsposter
Luisteren
Pauze
Woordenschat
Nieuwe woorden bij het thema Nederland
Lezen
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Verkiezingsposter
1. Jullie bedenken een politieke partij.
2. Bedenk een naam voor de partij.
3. Bedenk een logo voor de partij.
4. Geef informatie over de partij. Wat wil de partij doen of veranderen?
Slide 3 - Tekstslide
Verkiezingsposter
1. Jullie bedenken een politieke partij.
2. Bedenk een naam voor de partij.
3. Bedenk een logo voor de partij.
4. Geef informatie over de partij. Wat wil de partij doen of veranderen?
Slide 4 - Tekstslide
Verkiezingsposter
1. Jullie bedenken een politieke partij.
2. Bedenk een naam voor de partij.
3. Bedenk een logo voor de partij.
4. Geef informatie over de partij. Wat wil de partij doen of veranderen?
Slide 5 - Tekstslide
https:
Slide 6 - Link
Pauze
Korte pauze!
timer
15:00
Slide 7 - Tekstslide
Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Nederland.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.
Slide 8 - Tekstslide
de graad
de maat waarin je warmte uitdrukt
'20 graden'
Celsius
zin: Het wordt vandaag 11 graden.
Slide 9 - Tekstslide
hoewel
ondanks dat
ofschoon
zin: We gaan naar de bioscoop, hoewel ik moe ben.
Slide 10 - Tekstslide
verzinnen
bedenken
creatief, origineel, fantasie
zin: Verzin een goede naam voor jullie politieke partij.
Slide 11 - Tekstslide
minstens
minimaal
niet minder dan
zin: Je moet minstens 12 jaar zijn om deze film te kijken.
Slide 12 - Tekstslide
het rapport
een verslag over iets of iemand
lijst met cijfers
rapportage
zin: In het rapport staat wat ik dit jaar heb gedaan.
Slide 13 - Tekstslide
Zinnen maken
Maak zinnen met de woorden.
Regels:
- denk aan de leestekens en hoofdletters;
- je schrijft minimaal 3 zinnen
De woorden: het zuiden, toch, het terras, flauw, de minister
Slide 14 - Tekstslide
Nieuwsbegrip
We lezen samen de tekst door.
Zet een streep onder de woorden die je niet kent.
Beantwoord de vragen
Slide 15 - Tekstslide
In regel 13 staat: Elke partij heeft zijn eigen programma. Welk ander woord kun je op de plaats van ‘programma’ zetten dat ongeveer hetzelfde betekent?
A
kanaal op YouTube
B
plannen
C
verkiezingen
Slide 16 - Quizvraag
In regel 25 staat: Hé, dat is misschien ook iets voor mij! Waarnaar verwijst het verwijswoord dat?
A
naar een partij met een vrouwelijke lijsttrekker (regel 20)
B
naar het onderzoek van Liza Mügge (regel 22-23)
C
naar werken in de politiek (regel 24-25)
Slide 17 - Quizvraag
Alex is op 20 maart jarig. Hij wordt dan 18 jaar. Wat is waar?
A
Alex mag niet stemmen, want als de verkiezingen zijn, is hij nog geen 18 jaar en je mag pas stemmen als je 18 jaar of ouder bent.
B
Alex mag stemmen, want hij is een Nederlander. En elke Nederlander mag stemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen.
C
Alex mag zelf kiezen of hij op een partij gaat stemmen bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer.
Slide 18 - Quizvraag
Lees het stukje Records nog eens. Welke zinnen vatten dit stukje het beste samen?
A
Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer doen dit jaar 37 partijen mee. Nog nooit eerder hebben zoveel partijen meegedaan.
B
Het is goed dat er mannen en vrouwen met allerlei verschillende achtergronden meedoen aan de verkiezingen. Zo kiezen misschien meer mensen ervoor om ook in de politiek te gaan werken.
C
In 2017 had alleen de Partij voor de Dieren een vrouw als lijsttrekker. Nu zijn er tien partijen met een vrouwelijke lijsttrekker.
Slide 19 - Quizvraag
Waarom mogen mensen van 70 jaar en ouder ook per brief stemmen?
A
Dan hebben ze meer tijd om na te denken over op wie ze willen stemmen.
B
Dan hoeven ze niet naar het stembureau, en dan wordt het minder druk daar.
C
Dan is het minder werk om na de verkiezingen alle stemmen te tellen.
Slide 20 - Quizvraag
De laatste zin van de tekst is: De tijd zal het leren. Wat wordt hiermee bedoeld?
A
als je later ouder bent, snap je veel beter hoe de verkiezingen werken
B
in de toekomst gaan dingen veel sneller en beter dan vroeger
C
over een tijdje kunnen we pas weten hoe het afloopt of hoe het is gegaan
Slide 21 - Quizvraag
Nog geen tijd???
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema Nederland.