klas 2B

Nederlands

Nederlands

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Let op 
De uitleg over  verkleinwoorden en de bijbehorende vragen is alleen voor BASIS
KADER leest de uitleg over verbanden en signaalwoorden en maakt de quizvragen die daarbij horen.

Slide 2 - Tekstslide

     Verklein                woorden

Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

Verkleinwoorden
Een zelfstandig naamwoord kun je verkleinen.
                         
                                                 Wat is een zelfstandig naamwoord?
- een mens
- een dier   
- een ding 

Slide 5 - Tekstslide

Regels verkleinwoorden
Zelfstandig naamwoord    +
-je
-tje
-etje
Maaaaaaaaaaaaar... de klank moet hetzelfde blijven dus soms:
Agenda -  agendaatje (wordt de letter langer a -aa)
Pop - poppetje (herhaling van een letter p - pp)

Slide 6 - Tekstslide

Verklein het woord euro

Slide 7 - Open vraag

Verklein het woord: bal
A
baletje
B
baalletje
C
balletje
D
baaletje

Slide 8 - Quizvraag

Verkleinwoorden regels:
na de letter M -> pje
Boom - boompje
de letter NG -> NK
Beloning - beloninkje
de letter É -> eetje
Café - cafeetje
de letter Y -> 'tje
Baby - baby'tje

Slide 9 - Tekstslide

Tjaaaaaa, toch nog 1 regel ...
Na een afkorting -> je of tje
Dus...
sms - smsje
dvd - dvdtje

Slide 10 - Tekstslide

Verklein: vorm
A
vormtje
B
vormje
C
vormpje
D
vormmetje

Slide 11 - Quizvraag

Verklein: saté
A
satétje
B
sateetje
C
satéje
D
satje

Slide 12 - Quizvraag

Huiswerk voor BASIS
Blok 5 spelling: maken opdracht 6 + blok 5 over taal: maken opdrachten 1, 2, 4 en 5

Slide 13 - Tekstslide

Verbanden en signaalwoorden
Doelen van de les:
- je kunt signaalwoorden herkennen
- je kunt zins- en alineaverbanden herkennen
(door de signaalwoorden op te sporen)


Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Zowel basis als kader maken Lezen blok 4 de opdrachten 1 t/m 5

Slide 27 - Tekstslide

We gaan nu oefenen. 

Slide 28 - Tekstslide

Oefenen
We gaan nu oefenen. 

Slide 29 - Tekstslide

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
tijdsvolgorde
echter
maar
ook
nadat
daarnaast
terwijl

Slide 30 - Sleepvraag

Om mijn Engels te verbeteren, gebruik ik een online cursus Engels.
A
oorzaak/gevolg
B
reden
C
doel/middel
D
toelichting

Slide 31 - Quizvraag

Voordat Peter naar school gaat, ontbijt hij met zijn moeder. Daarna vertrekt hij naar zijn vriend.
A
opsommend tekstverband
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend tekstverband
D
doel/middel verband

Slide 32 - Quizvraag

Net als in veel landen is het in Nederland verboden mensen te discrimineren op grond van ras.
A
vergelijkend
B
oorzaak/gevolg
C
toelichtend
D
voorwaardelijk

Slide 33 - Quizvraag

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
reden

Slide 34 - Quizvraag

Vanwege het lawinegevaar konden wee niet gaan langlaufen.
A
oorzaak/gevolg
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend
D
concluderend

Slide 35 - Quizvraag

Huiswerk voor KADER
Blok 5 over taal: maken opdrachten 4, 8 en 9 

Slide 36 - Tekstslide