3.2 Migratie

3.2 Migratie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.2 Migratie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je…
  • Je weet uit welke landen migranten naar Nederland en Duitsland zijn gekomen.
  • Je begrijpt wat hun migratiemotieven zijn.
  • Je kunt de belangrijkste migratiestromen in Nederland en Duitsland op een kaart aangeven.


Slide 2 - Tekstslide

Waarom verhuizen mensen?
  • Aantrekkingsfactoren (pull)
       Def: Redenen waarom mensen
                 naar een ander gebied gaan
                 bv: werk, familie, enz

  • Afstotingsfactoren (push)
      Def: Redenen waarom mensen
                ergens weggaan
                bv: werkeloosheid, oorlog, ect

Slide 3 - Tekstslide

Migratie (motief)

Jaren ‘50 / ‘60: vertrekoverschot
Daarna: Nederland = immigratieland 

4 groepen immigranten:
  1. gastarbeiders 
     Vanaf 1965, Marokkanen en Turken

 2. inwoners van de voormalige koloniën           Surinamers, Indonesiërs, Antillianen             voor studie of werk

Slide 4 - Tekstslide

Migratie (motief)
 3. Politieke vluchtelingen.
     (zijn niet veilig in hun eigen land)               Irakezen, Syriërs 
    

 4. Arbeidsmigranten
     Veel uit Oost-Europa (b.v. Polen)
     - seizoensmigratie
     - kenniswerkers (hoogopgeleiden b.v  uit India)
     

Slide 5 - Tekstslide

In het begin is integratie lastig omdat men de taal niet beheerst.
Men gaat bij elkaar wonen met als gevolg:
Segregatie  = als verschillende bevolkingsgroepen gescheiden in aparte wijken wonen.

Wordt hierdoor integratie bemoeilijkt?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat zie je hier?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Gevolgen van het verhuizen
Groeiregio’s:
  • Veel werkgelegenheid
  • Veel bedrijven
  • Veel voorzieningen

Krimpregio’s:

  • Vergrijzing en ontgroening
  • Veel leegstand van huizen
  • Verlies van voorzieningen


Slide 10 - Tekstslide

Zorg dat je deze begrippen kent en kunt uitleggen!
Sociale bevolkingsgroei
Natuurlijke bevolkingsgroei
Geboorte en sterfte
Geboorteoverschot
Migratie
Sterfteoverschot
Vestigingsoverschot
Vertrekoverschot

Slide 11 - Sleepvraag

Hoe noem je vertrekredenen ook wel?
A
Pull-factoren
B
Push-factoren
C
Verhuis-factoren
D
Ga weg-factoren

Slide 12 - Quizvraag

Wat gebeurd er als er in een land zowel vergrijzing als ontgroening plaatsvindt?
A
De bevolking krimpt.
B
De bevolking groeit.
C
Er is een te kort aan jongeren, en teveel aan ouderen.
D
Er is een te veel aan jongeren, en te kort aan ouderen

Slide 13 - Quizvraag

Groei-
regio
Krimp-
regio
Genoeg voorzieningen
Verlies  van voorzieningen
Veel luchtvervuling
Veel werkgelegenheid
Vergrijzing en ontgroening
Veel leegstaande huizen
Dure woningen

Slide 14 - Sleepvraag

Vergrijzing is....
A
toename van het aantal jongeren
B
afname van het aantal jongeren
C
toename van het aantal ouderen
D
afname van het aantal ouderen

Slide 15 - Quizvraag

Kijk naar de afbeelding. Welke uitspraak is NIET juist?
A
Er zijn heel veel jonge mensen in dit land
B
Dit is een ontwikkelingsland
C
Er is hier sprake van vergrijzing
D
In dit land is de oudste persoon een vrouw

Slide 16 - Quizvraag

Wat is krimp?
A
Dat de mensen steeds kleiner worden (kabouters in opkomst!!)
B
Dat een gebied of stad of dorp kleiner worden
C
Dat de bevolking in een gebied afneemt
D
Dat er meer kleinere huizen worden gebouwd

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak opdrachten uit je boek. Dit mag nu online
Maken H3 par. 3.2

Ben je klaar dan kun je verder met de opdracht krantenartikel.

Slide 18 - Tekstslide