Dyscalculie

DYSCALCULIE 
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

DYSCALCULIE 

Slide 1 - Tekstslide

Veerle

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Neem er 1000 en tel er 50 bij op.
Tel er 1000 bij op.
Tel er nog eens 30 en dan 1000 bij op.
Tel er nog 20 bij op.

= Wat is het juiste antwoord?
A
4000
B
3100
C
2000
D
3500

Slide 3 - Quizvraag

Veerle
Dyscalculie

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is dyscalculie? 
Dyscalculie betekent letterlijk ‘niet kunnen rekenen’. Het is net als bij dyslexie in feite een andere term
voor ernstige en hardnekkige problemen bij het aanleren van bepaalde schoolse vaardigheden.

 In dit geval zijn dat problemen met het leren oproepen en toepassen van reken- en
wiskundekennis. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dyscalculie?!
Het cijfer drie wordt op verschillende manieren opgeslagen in de hersenen:
- Het woord drie;
- Het cijfer 3;
- De hoeveelheid 3.

Waar gaat het mis?!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hmm... Lastig!
 Deze drie aspecten bevinden zich in drie verschillende hersengebieden. 
Een van deze
drie speelt ook een rol bij dyslexie.
 Daarnaast is bij rekenen ook nog het frontale hersengebied van
belang, dat een rol speelt bij planning en probleemoplossing.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe komt het dat leerlingen dyscalculie krijgen?
timer
2:00
A
Door te weinig oefenen met rekenen of getallen
B
Door weinig te lezen
C
Het is erfelijk bepaald bij de geboorte
D
Veel rekensommen te maken

Slide 8 - Quizvraag

Fatima:

Leerlingen met dyscalculie hebben dit vaak van hun ouders geërfd. Het is aangeboren. Denk eraan: als een leerling niet zo goed is in rekenen, betekent dit niet dat die persoon dyscalculie heeft. 


Wat zouden veel voorkomende gedragsproblemen kunnen zijn bij leerlingen met dyscalculie?
A
Een laag werktempo
B
Onzekerheid en faalangst
C
Impulsiviteit
D
Zwakker korte-termijn geheugen

Slide 9 - Quizvraag

Veerle:

- toelichten adhv eigen ervaringen

Anton Horeweg:
- leerstof doorzien en essentie herkennen
- moeite met plannen door slecht tijdsbesef
- informatie organiseren en oplossingen verzinnen
- passieve houding, gebrek aan motivatie
- instructie onthouden gaat lastig
- reflecteren niet op eigen werk omdat ze zichzelf niet goed kunnen controleren
Feiten
  • 2-4% van alle kinderen
  • Zowel jongens als meisjes
  • Laag geboortegewicht, vroeggeboorte of alcoholgebruik van de moeder tijdens de zwangerschap lijken invloed te hebben
  • Erfelijkheid
  • Comorbiditeit bij dyscalculie is hoog. Concrete voorbeelden hiervan zijn dyslexie en ADHD. ​
  • Samenhang tussen dyscalculie en dyslexie ​
  • Dyscalculie komt ongeveer even vaak voor als dyslexie
  • Vaststellen lang traject + voordelen?






Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontluikende gecijferdheid

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op school samenstudie
#ontluikende gecijferdheid 2

Bekijk samen de SLO doelen voor groep 1- 2 op het gebied van rekenen.
Neem ze met elkaar door en bespreek wat eronder wordt verstaan. Maak aantekeningen van wat jullie hebben besproken.



Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Fatima:

Benoemen dat er een soort, maar ook een combinatie van 1 of meer soorten plaatsvindt bij diagnose. 

1. Semantische geheugendyscalculie: Wanneer het voor iemand moeilijk is om de kennis over rekenen die eerder is aangeleerd op te roepen vanuit het langetermijngeheugen, wordt er gesproken van semantische geheugendyscalculie. 
2. Procedurele dyscalculie:
Kleine stapjes in het rekenen vergeten of worden deze stappen overgeslagen. Deze vorm is goed te herkennen doordat deze mensen gebruik blijven maken van methoden die meer geschikt zijn voor een beginnende rekenaar. Denk bijvoorbeeld aan het tellen op de vingers om een som op te lossen.
3. Visueel-ruimtelijke dyscalculie:
Kinderen met de visueel-ruimtelijke dyscalculie vinden het lastig om hoeveelheden op een goede manier te begrijpen. Ze weergeven getallen bijvoorbeeld verkeerd om (23 wordt 32) of spreken ze andersom uit. Daarmee in verband staat dat ze het moeilijk vinden om getallen in te delen in eenheden, tientallen, honderdtallen, duizendtallen etc. 
4. Getalkennisdyscalculie:
Wanneer er sprake is van getalkennisdyscalculie, is er gebrek aan basaal inzicht in getallen. De inhoud van een bepaald getal is voor deze kinderen onduidelijk (het symbool 2, betekent bijvoorbeeld 2 voorwerpen). Hierdoor hebben ze moeite met onderdelen zoals een dictee met getallen, het weten welke hoeveelheid bij een aantal voorwerpen past en meetkunde.
Getalkennis dyscalculie
  • Inhoud van een getal is onduidelijk (het symbool 2, betekent bijvoorbeeld 2 voorwerpen)
  • Moeite met onderdelen zoals een dictee met getallen, het weten welke hoeveelheid bij een aantal voorwerpen past en meetkunde. 
  • Moeite met vergelijken of ordenen van getallen


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0
10
Sleep de getallen op de juiste plaats in de getallenrij
timer
0:30
5
-5
25
30
15
20

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Visueel-ruimtelijke dyscalculie
  • Verkeerd uitspreken van getallen (32 - 23).​
  • Hardnekkige problemen met het verkeerd opschrijven van grote getallen (plaatsverwisselingen)​
  • Latere problemen met onderdelen zoals ruimtelijk inzicht


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de volgende getallen op:

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Procedurele dyscalculie
  • Het vaak toepassen van een rekenaanpak die normaal is voor jongere kinderen (denk aan het op de vingers tellen)​
  • Veel fouten in de uitvoering van rekenprocedures​
  • Achterstand in het begrip van rekenprocedures​
  • Moeite met de volgorde van de stappen die bij complexe berekeningen moeten worden uitgevoerd
  • Door goede begeleiding op de basisschool kan een groot deel van de rekenachterstand worden teruggedrongen.




Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

52 +19 = ...
timer
0:05
A
61
B
71

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Foute bewerkingen
52 + 19 = 61

52 + 9 = 61 + 10 = 71

De stap +10 wordt vergeten


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

22 + 7 = ...
timer
0:05
A
92
B
29

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Groepeerfouten
22 + 7 = 92

Cijfers worden omgedraaid, het moet 29 zijn.


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11 x 3 = ...
timer
0:05
A
33
B
14

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Foute bewerkingen
11 x 3 = 14

Het verwarren van +, -, x en :

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

63 - 4 = ...
timer
0:05
A
61
B
59

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Foute bewerkingen
63 - 4 = 61

De 3 en de 4 worden omgewisseld.
Dus

64 - 3 = 61


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Semantisch geheugen dyscalculie
  • Traag rekenen, waarbij eenvoudige sommetjes (optellen en aftrekken tot twintig en de tafels van vermenigvuldiging) niet geautomatiseerd zijn​
  • Als de antwoorden uit het geheugen worden gehaald (niet worden berekend) worden er veel fouten gemaakt​
  • De tijd die ze nodig hebben om het antwoord uit het geheugen te vinden is zeer wisselend (werkgeheugen)





Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5 x 3 =...
timer
0:05

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4 + 5 =...
timer
0:05

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

siFatima:

Dyscalculie kan je aan de volgende dingen herkennen:

- De leerling heeft moeite met het aanleren van getallen en het automatiseren van rekenfeiten; hij/zij kent bijvoorbeeld nog steeds de tafels niet en simpele sommen zijn vaak al teveel gevraagd.
- De leerling telt nog steeds op zijn/haar vingers of gebruikt andere niet-functionele strategieën.
- De leerling heeft moeite met het inschatten en/of lezen van digitale en/of analoge tijd.
- De leerling heeft moeite met het aanleren, onthouden en toepassen van oplossingsprocedures.
- De leerling heeft moeite met richtingbepaling (bijvoorbeeld een kaart lezen).
- De leerling heeft moeite met ruimtelijk inzicht.
- De leerling haalt cijfers in grote getallen door elkaar (bijvoorbeeld: 34 vs. 43).

Om zeker te zijn dat iemand dyscalculie heeft, kan die persoon aangemeld worden voor een screening naar dyscalculie. 



Bij andere vakken:
  • Moeite met plannen​
  • Moeite met de stapsgewijze aanpak​
  • Maakt moeilijk de koppeling met eerder opgedane kennis​
  • Problemen bij het vasthouden van instructies​
  • Faalangst​
  • Geen interesse in puzzelen en in activiteiten met tellen








Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Online samenstudie
#Rekenproblemen 3
Om een kind met rekenproblemen verder te helpen moet je beginnen bij de hiaten, omdat het leren rekenen lijkt op het metselen van een muur. Je kan pas verder bouwen als de stenen eronder goed liggen.
Bekijk met een medestudent de rekenmuur en beantwoord de vragen.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ga je hier als docent mee om in de klas?
  • Geef meer tijd om de som te maken​
  • Lesstof duidelijk en geleidelijk opbouwen (drieslag- en handelingsmodel - EDI)
  • Herhaal de stof, maar gebruik daarbij een andere context en andere voorbeelden​
  • Gebruik eventueel een tafelkaart​
  • Ga in gesprek en inventariseer wat wel en niet werkt voor deze leerling​
  • Geef complimenten en moedig de leerling aan. Ontwikkel zelfvertrouwen bij de leerling!​





Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EXPLICIETE DIRECTE INSTRUCTIE

  • Lesdoel. Dit doel wordt expliciet met de kinderen gedeeld; door voor te lezen of op het bord te schrijven.
  • Activeren van voorkennis. De leerlingen krijgen een opdracht die aansluit bij de te geven les, maar daarvoor ze de benodigde kennis al in huis hebben.
  • Onderwijzen van het concept.
  • Onderwijzen van de vaardigheid.
  • Belang van de les.
  • Begeleide inoefening. De leerlingen nemen het toepassen van de leerstof over. Leerkracht controleert.
  • Lesafsluiting. De leerlingen maken opdrachten of beantwoorden vragen om te laten zien dat ze het lesdoel beheersen. Daarna mogen ze pas zelfstandig inoefenen.
  • Zelfstandige verwerking.
  • Verlengde instructie. De leerlingen waarbij bij de lesafsluiting bleek dat ze het lesdoel nog niet voldoende beheersen, krijgen een verlengde instructie van de leerkracht.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Veerle:

- Dyscalculie was nog geen erkende leerstoornis: geen extra begeleiding.
- Wiskundetoets met het boek erbij houden: een 6!
Wat weten we nog?
Dyslexie, dyscalculie

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke sterke kant past bij iemand met dyslexie?
A
Systematisch
B
Goed kunnen automatiseren
C
Denken in beelden

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bart zit in groep 6 en heeft dyslexie. Hierdoor is hij vaak faalangstig als hij moet presteren.

Bart moet een toets begrijpend lezen maken. Hoe kun je deze toets het beste aanbieden?
A
De vragen voorlezen. Bart mondeling laten beantwoorden.
B
De vragen voorlezen. Bart schriftelijk laten beantwoorden.
C
Je geeft hem extra tijd om de toets te maken.
D
Je stelt om op z'n gemak. En laat een toets op makkelijk niveau maken.

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kenmerk van dyscalculie?
A
Maakt vaak omkeringen van getallen
B
Beweegt en schrijft houterig
C
Heeft moeite met communicatie en taal
D
Kan geen tafels leren

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Anisa ziet op tegen de presentatie van haar werkstuk voor haar klasgenoten, terwijl haar schriftelijke werkstuk al met een 8 beoordeeld is.

'Straks kan ik de vragen niet beantwoorden' is een van de gedachtes die haar faalangstig maakt. Wat kan een helpende gedachte zijn?
A
Ik ga een geweldige spreekbeurt over een goed onderwerp houden
B
Ik ga me niet zenuwachtig maken. Je kunt je over zoveel dingen druk maken
C
Ik ga mij ziekmelden. Dan komt de presentatie later. En kan ik nu rust pakken.
D
Ik vind het houden van een spreekbeurt spannend, maar ik weet meer dan mijn klasgenoten.

Slide 41 - Quizvraag

Tegen je zelf zeggen 'ik ben niet bang, ik ben geweldig, ik ga me dat niet aantrekken' zal niet als waarheid door jezelf gezien worden. En daarom onjuist.

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies

"Labels plakken"
Noem hier 1 voordeel en 1 nadeel van.

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies