Les 2 Periode 1 het Bewegingsstelsel

Het Bewegingsstelsel
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Het Bewegingsstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen van de les
- Je beschrijft de functie van het Skelet
- Je kent de anatomie van het skelet 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bewegingsapparaat

Om iemand te kunnen ondersteunen bij het bewegen is het belangrijk dat je weet hoe het bewegingsapparaat werkt.

  • Botten
  • Gewrichten
  • Spieren




Zorgen er
samen voor dat je kan bewegen.



Slide 3 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk om dit te weten?
Veilig helpen met tillen of verplaatsen zonder dat je jezelf of de ander pijn doet.
Goed ondersteunen, omdat je weet welke spieren en gewrichten nodig zijn om te bewegen.
Problemen opmerken, zoals als iemand moeilijk beweegt, zodat je beter kunt helpen.
Blessures voorkomen, door te weten hoe je veilig kunt bewegen.
Botten


Je botten (206) vormen samen
het skelet of geraamte









Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de functies van
het skelet?
timer
2:00

Slide 5 - Open vraag

De functies van het skelet zijn:
1. Stevigheid en vorm: Het skelet geeft je lichaam zijn vorm en zorgt dat je rechtop kunt staan.
2. Bescherming: Het skelet beschermt belangrijke organen, zoals de schedel die de hersenen beschermt en de ribben die het hart en de longen beschermen.
3. Beweging: Botten werken samen met spieren om beweging mogelijk te maken. Je botten zijn de 'hefboom' en je spieren trekken eraan om je te laten bewegen.
4. Aanmaak van bloedcellen: In het beenmerg van sommige botten worden rode en witte bloedcellen aangemaakt.
5. Opslag van mineralen: Het skelet slaat belangrijke stoffen op, zoals calcium, die je lichaam nodig heeft om sterk te blijven.
Functies van het skelet
De functies van het skelet zijn:

1. Stevigheid en vorm: Het skelet geeft je lichaam zijn vorm en zorgt dat je rechtop kunt staan.
2. Bescherming: Het skelet beschermt belangrijke organen, zoals de schedel die de hersenen beschermt en de ribben die het hart en de longen beschermen.
3. Beweging: Botten werken samen met spieren om beweging mogelijk te maken. Je botten zijn de 'hefboom' en je spieren trekken eraan om je te laten bewegen.
4. **Aanmaak van bloedcellen**: In het beenmerg van sommige botten worden rode en witte bloedcellen aangemaakt.
5. **Opslag van mineralen**: Het skelet slaat belangrijke stoffen op, zoals calcium, die je lichaam nodig heeft om sterk te blijven.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Botten

Weefsel

Het skelet  bestaat uit botweefsel

Botweefsel = erg hard, stevig, sterk en niet buigzaam.


Het lichaam bevat ook Kraakbeenweefsel
=
kan worden vervormd en worden samengedrukt.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kenmerk van een botweefsel
A
Het is buigzaam en zacht
B
Het is hard, stevig en niet buigzaam
C
Het kan gemakkelijk worden vervormd en samengedrukt
D
Het zit alleen in de oren en in de neus

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar in het lichaam vind je botweefsel?
A
In je neus en oren
B
Tussen de wervels in je rug
C
In je schedel en dijbeen
D
In de spieren

Slide 9 - Quizvraag

Botweefsel komt overal in het lichaam voor en vormt het skelet. Enkele belangrijke locaties waar je botweefsel kunt vinden zijn:

Schedel: Beschermt de hersenen.
Wervelkolom: Bestaat uit wervels die je rug ondersteunen en je ruggenmerg beschermen.
Dijbeen (femur): Het langste en sterkste bot in je bovenbeen.
Ribben: Beschermen je hart en longen in de borstkas.
Armen en benen: Botten zoals het opperarmbeen (bovenarm) en scheenbeen (onderbeen) ondersteunen beweging en dragen het gewicht van het lichaam.
Handen en voeten: Bevatten veel kleine botten die je flexibiliteit en stabiliteit geven.
Wat is een kenmerk van kraakbeenweefsel?
A
Het is hard en breekbaar
B
Het kan worden vervormd en samengedrukt
C
Het zit alleen in je armen en benen
D
Het maakt bloedcellen aan

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar in het lichaam vind je kraakbeenweefsel?
A
In je spieren
B
In je ellebogen en knieën tussen de botten
C
In je hart
D
Alleen in je wervelkolom

Slide 11 - Quizvraag

Kraakbeenweefsel komt op meerdere plekken in het lichaam voor, niet alleen in de knieën of tussen botten. Hier zijn enkele belangrijke locaties van kraakbeenweefsel:

In gewrichten: Zoals in je knieën, ellebogen, schouders en heupen, waar kraakbeen de botten beschermt en helpt bij soepele beweging.
In je neus: Het kraakbeen geeft je neus vorm en flexibiliteit.
In je oren: Kraakbeen maakt je oorschelpen flexibel maar stevig.
Tussenwervelschijven: In de wervelkolom bevindt zich kraakbeen tussen de wervels om schokken op te vangen.
Luchtpijp (trachea): Hier zorgt kraakbeen ervoor dat de luchtwegen open blijven.
Gewrichten

Spelen een belangrijke rol bij het bewegen

Een gewricht moet kunnen draaien, buigen en gewicht dragen.


Kogelgewricht

Rolgewricht

Scharniergewricht

Zadelgewricht

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kogelgewricht
Voorbeeld: Het heupgewricht.

Functie: Dit gewricht kan in meerdere richtingen bewegen, zoals draaien, buigen en strekken, wat zorgt voor veel flexibiliteit en een breed bewegingsbereik.


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rolgewricht
Voorbeeld: Het radioulnar-gewricht in je onderarm.
Functie: Dit gewricht laat een bot rond een ander bot draaien. Het zorgt ervoor dat je je hand kunt draaien, zoals bij het draaien van een sleutel in een slot.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Scharniergewricht
Voorbeeld: Het ellebooggewricht.
Functie: Dit gewricht laat beweging in één richting toe, zoals buigen en strekken. Het werkt als een scharnier dat je arm kan buigen en strekken.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zadelgewricht
Voorbeeld: Het gewricht tussen je duim en de handpalm.
Functie: Dit gewricht laat bewegingen in twee richtingen toe, zoals het oppakken en vasthouden van objecten. Het zorgt voor een grote mate van flexibiliteit in de duim.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk type gewricht stelt je in staat om je hand te draaien, zoals bij het draaien van een sleutel?
A
Kogelgewricht
B
Rolgewricht
C
Scharniergewricht
D
Zadelgewricht

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk type gewricht vind je in je heup, dat beweging mogelijk maakt zoals draaien en buigen?
A
Scharniergewricht
B
Kogelgewricht
C
Rolgewricht
D
Zadelgewricht

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schedel 
Functie van de schedel
Bescherming van de hersenen

Baby's
Fontanellen


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wervelkolom 
  • Loopt van schedel tot staartbeen
  • Bestaat uit 33 wervels
  • Tussen de wervels zitten tussenwervelschijven
  • In elk wervel zit ook weer een gat.                                                       Samen vormen ze het wervelkanaal daar                                    loopt het ruggenmerg door.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wervelkolom

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar bestaat het bewegingsapparaat uit?
A
botten, gewrichten en spieren
B
botten, gewrichten en bloedvaten
C
botten, gewrichten en hersenen
D
botten, gewrichten, spieren, bloedvaten en zenuwen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit hoeveel botten is het skelet opgebouwd?
A
200
B
157
C
210
D
206

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar in het lichaam zit een kogelgewricht?
timer
1:00

Slide 24 - Open vraag

Heup en schouder
Het wervelkolom heeft een S vorm. Wat is hier de functie van?
timer
1:00

Slide 25 - Open vraag

Schokdemping
Evenwicht
Makkelijker bewegen
Minder rugpijn?
Opdrachten

  • Lees thema 9.24 Bewegingsapparaat 

en maak opdracht 1 t/m 7 

  • Klaar?? Maak de puzzel van het bewegingsapparaat




Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat vond je van deze les?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies