V3 Week 02- Bijvoeglijke bijzin

Vorige les
Fictie hoofdstuk 3
- personages
- recensies

Vragen?
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vorige les
Fictie hoofdstuk 3
- personages
- recensies

Vragen?

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
  1. Ik kan bijzinnen benoemen.
  2. Ik weet wat een bijvoeglijke bijzin is (bvbzin) 

Slide 2 - Tekstslide

Samengestelde zin

Slide 3 - Woordweb

Samengestelde zin
Hoofdzin + hoofdzin
Hoofdzin + bijzin

Slide 4 - Tekstslide

Benoemen van bijzinnen
Ondzin
Gezzin
Lvzin
Mvzin
Vzvzin
Bwbzin

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Hij zegt dat hij heel blij is met haar. 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de hoofdzin?
Hij zegt dat hij heel blij is met haar.

Slide 7 - Open vraag

Voorbeeld
[Hij zegt] [dat hij heel blij is met haar.]

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
Hij zegt dat.

Slide 9 - Tekstslide

Ontleed deze zin.
Hij zegt dat.

Slide 10 - Open vraag

Voorbeeldzin
Hij zegt dat hij heel blij is met haar.

=

Lijdendvoorwerpszin

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan
1. Wat is de hoofd- en bijzin?
2. Vervang de bijzin door een woord.
3. Ontleed de hoofdzin en de bijzin en benoem de bijzin. 

Slide 12 - Tekstslide

1. Schrijf de eerste en het laatste woord op van de bijzin.
Toen ik jou ontmoette, was ik nogal verlegen.

Slide 13 - Open vraag

2. Vervang de bijzin door een woord.
Toen ik jou ontmoette, was ik nogal verlegen.

Slide 14 - Open vraag

3. Benoem de bijzin.
Toen ik jou ontmoette, was ik nogal verlegen.

Slide 15 - Open vraag

1. Schrijf de eerste en het laatste woord op van de bijzin.
Wie hij goed vindt meedoen, geeft de docent een bonuspunt.

Slide 16 - Open vraag

2. Vervang de bijzin door een woord.
Wie hij goed vindt meedoen, geeft de docent een bonuspunt.

Slide 17 - Open vraag

Benoem de bijzin.
3. Wie hij goed vindt meedoen, geeft de docent een bonuspunt.

Slide 18 - Open vraag

Bijvoeglijke bijzin

Slide 19 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin
1. Een bijzin.
2. Betrekkelijk voornaamwoord (die, dat, wat, waar, welke)
3. Slaat terug op een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord.  

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld
De eik, die al eeuwen oud is, is door de bliksem geveld.
De jongens, die ouder dan twaalf waren, mochten naar het veld. 

Slide 21 - Tekstslide

Bedenk zelf eens een zin met een bijvoeglijke bijzin.

Slide 22 - Open vraag

Doelen
  1. Ik kan bijzinnen benoemen.
  2. Ik weet wat een bijvoeglijke bijzin is (bvbzin) 

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
Moeilijk? Maken bijspijkeren 2.6
Maken grammatica H4
Opdracht 7
Over taal
Opdracht 1
Meenemen gedicht

Slide 24 - Tekstslide

Bijzin

Slide 25 - Woordweb

Vorige les
Grammatica (H3)
- Bijzinnen
- Bijvoeglijke bijzin

Boekopdracht! 

Slide 26 - Tekstslide

Doelen
1. Ik heb het stappenplan van het benoemen van een bijzin nogmaals geoefend. 
2. Ik weet wat een beknopte bijzin zin is. 
3. Ik kan een verkeerd aansluitende beknopte bijzin herkennen. 

Slide 27 - Tekstslide

Bijzin benoemen

Slide 28 - Tekstslide

Stappenplan
1. Wat is de hoofd- en bijzin?
2. Vervang de bijzin door een woord.
3. Ontleed de hoofdzin en de bijzin en benoem de bijzin. 

Slide 29 - Tekstslide

1. Schrijf de eerste en het laatste woord op van de bijzin.
Wie hij goed vindt meedoen, geeft de docent een bonuspunt.

Slide 30 - Open vraag

2. Vervang de bijzin door een woord.
Wie hij goed vindt meedoen, geeft de docent een bonuspunt.

Slide 31 - Open vraag

Benoem de bijzin.
3. Wie hij goed vindt meedoen, geeft de docent een bonuspunt.

Slide 32 - Open vraag

Beknopte bijzin

Slide 33 - Tekstslide

Bijzin
Hebben een eigen onderwerp + persoonsvorm 

Terwijl de kinderen zongen, liepen ze over straat. 

Slide 34 - Tekstslide

Beknopte bijzin
Verkorte bijzin

[Terwijl de kinderen zongen,] liepen ze over straat.

[Zingend] liepen ze over straat.  

Slide 35 - Tekstslide

Beknopte bijzin
  • Verkorte bijzin 
  • Geen eigen onderwerp of persoonsvorm
  • Nemen het onderwerp en persoonsvorm over van de hoofdzin (dit moet dus hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin!)

Slide 36 - Tekstslide

Wat is de beknopte bijzin?
Achteromkijkend liep de man tegen de lantaarnpaal aan.

Slide 37 - Open vraag

Wat is de beknopte bijzin?
Na het gat ontdekt te hebben waarschuwde hij de dijkbewaking.

Slide 38 - Open vraag

Wat is de beknopte bijzin?
Vrolijk pratend werd het eten klaargemaakt.

Slide 39 - Open vraag

Foutieve beknopte bijzin
Vrolijk pratend werd het eten klaargemaakt. 

Eten kan toch helemaal niet praten?
Het (denkbeeldige) onderwerp van de bijzin komt niet overeen met het onderwerp van de hoofdzin. 

Slide 40 - Tekstslide

Beknopte bijzin
  • Verkorte bijzin 
  • Geen eigen onderwerp of persoonsvorm
  • Nemen het onderwerp en persoonsvorm over van de hoofdzin 

Slide 41 - Tekstslide

Voorbeeld
[Na koffie gedronken te hebben] reden we met de bus weg. 

[Na koffie te hebben gedronken in Hamburg] reed de bus richting Denemarken. 

Slide 42 - Tekstslide

Op onze vakantiebestemming aangekomen, vielen de mussen van het dak.
A
Goed
B
Fout

Slide 43 - Quizvraag

Zijn vriendin uitzwaaiend, verdween de bus uit het zicht.
A
Goed
B
Fout

Slide 44 - Quizvraag

Doelen
1. Ik heb het stappenplan van het benoemen van een bijzin nogmaals geoefend. 
2. Ik weet wat een beknopte bijzin zin is. 
3. Ik kan een verkeerd aansluitende beknopte bijzin herkennen. 

Slide 45 - Tekstslide

Huiswerk
Maken 
Grammatica H3:
Opdracht 5 t/m 8



Bijzinnen moeilijk? Grammatica H2: opdracht 6!

Slide 46 - Tekstslide