In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Enig idee wat die frappuccino's kosten?
Slide 1 - Tekstslide
Vraag 16 Op welke wijze wordt het onderwerp van de tekst in alinea 1 ingeleid?
A
Conclusie
B
Pakkend verhaal
C
Samenvatting
D
Belangrijke vragen
Slide 2 - Quizvraag
Vraag 17 Welk kopje past het beste bij de alinea's 2 en 3 samen?
A
Afname contant betalen
B
Gemakkelijker uitgeven virtueel geld
C
Minder waard worden van geld
D
Ontwikkelingen betalingsverkeer
Slide 3 - Quizvraag
Vraag 18 Welk kopje past het beste bij de alinea's 4 en 5 samen?
A
Gebrek aan inzicht
B
Geschrokken door uitgaven
C
Getriggerd door kortingen
D
Gevoelig voor verleidingen
Slide 4 - Quizvraag
Vraag 19 Welke vergelijking maakt Prast hier? Ze geeft aan dat
A
beide kan als speelgeld gezien worden
B
geld wordt te gemakkelijk uitgegeven in beide landen
C
net zoals vroeger
D
virtueel en buitenlands geld worden gemakkelijk uitgegeven
Slide 5 - Quizvraag
Vraag 20 Welke 3 redenen geeft Bettonville?
Slide 6 - Open vraag
Vraag 21 Citeer het zinsgedeelte uit de alinea's 3 tot en met 5 waarin hetzelfde wordt beweerd.
Slide 7 - Open vraag
Vraag 22 Welke uitspraak past het beste bij deze personen?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 8 - Quizvraag
Vraag 23 Op welke manier gebruikt de schrijfster de uitspraken van deskundigen in deze tekst?
A
verklaren
B
eigen standpunt onderbouwen
C
oneens
D
juistheid in twijfel
Slide 9 - Quizvraag
Vraag 24 De schrijfster wil de lezer
A
adviseren
B
overtuigen
C
waarschuwen
D
informeren
Slide 10 - Quizvraag
Vraag 25 In alinea 8 wordt
A
een advies gegeven
B
een conclusie getrokken
C
een toekomstbeeld geschetst
D
een waarschuwing uitgesproken
Slide 11 - Quizvraag
Vraag 26 Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte van de tekst weer?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 12 - Quizvraag
Vraag 27 Citeer een zin uit de alinea's 1 tot en met 4 waarin hetzelfde wordt beweerd?
Slide 13 - Open vraag
Vraag 28 Leg uit wat het verschil is tussen de gratis digitale huishoudboekjes en de digitale huishoudboekjes van de bank. Gebruik niet meer dan 10 woorden.