Constant, variabel, BEO, BEA en veiligheidsmarge

Exploitatiebegroting, BEA, BEO en veiligheidsmarge
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
HandelMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Exploitatiebegroting, BEA, BEO en veiligheidsmarge

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kan een exploitatiebegroting opstellen
  • je kan m.b.v. een formule de break-even-omzet uitrekenen
  • je kunt mbv een formule de break-even-afzet uitrekenen
  • je kunt een veiligheidsmarge uitrekenen

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Test je voorkennis
  • uitleg nieuwe onderwerpen
  • aan de slag met de sommen van hoofdstuk 10 

Slide 3 - Tekstslide

De normale omzet van een bedrijf is € 500.000,-. de constante kosten bedragen 275.000,-. Bereken het tarief voor de constante kosten (C : N).
A
€1,82
B
€0,55

Slide 4 - Quizvraag

Begrote totale constante kosten: € 60.000,-
Normale netto-omzet: € 250.000,-

Bereken het tarief voor de constante kosten.
A
€ 0,24
B
€ 4,2

Slide 5 - Quizvraag

Begrote totale constante kosten: € 60.000,-
Begrote totale netto-omzet: € 250.000,-
Stel dat aan het aan de van het jaar blijkt dat de werkelijke totale netto-omzet (W) in dat jaar € 285.525,- is geweest.

Bereken het bezettingsresultaat (W-N) x (C:N)
A
0,24
B
35.525
C
8.526
D
149.205

Slide 6 - Quizvraag

De omzet van een bedrijf is € 100.000,- de variabele kosten zijn 10%. In het volgend jaar verwacht het bedrijf dat de omzet zal stijgen naar € 120.000,-. Hoeveel bedragen de variabele kosten?
A
€ 12.000,-
B
€ 10.000,-

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een exploitatiebegroting?
A
hetzelfde als een winst en verliesrekening
B
overzicht van alle opbrengsten en kosten
C
een schema om je nettoresultaat te berekenen

Slide 8 - Quizvraag

Exploitatiebegroting
hebben geen verband met de omzet. omzetstijging of daling heeft geen invloed op deze kosten
hebben wel een verband met de omzet. omzetstijging of daling betekent ook een stijging of daling in de variabele kosten.

Slide 9 - Tekstslide

Wat weet je van de break-even-omzet?

Slide 10 - Open vraag

Break-even-omzet
De break-even-omzet is het punt waarop je geen winst en geen verlies maakt. Je draait dus precies genoeg omzet om al je kosten te kunnen betalen. In de exploitatiebegroting blijft er onder de streep precies € 0,00 winst over.  De berekening gaat volgens de volgende formule:
BEO=((BWVK)C)100

C = Constante kosten
BW% = Brutowinst in procenten van de omzet
VK% = Variabele kosten in % van de omzet

Slide 11 - Tekstslide

De totale constante kosten zijn voor het komende jaar begroot op € 105.000,-. Het begrote gemiddelde gehanteerde brutowinstpercentage is 40%. De begrote omzet voor dat jaar zal € 350.000,- bedragen. De begrote variabele kosten zijn € 35.000,-.

Bereken de break-even-omzet. C:(brutowinst%-vaiabele kosten%)*100%

A
0
B
350.000
C
35.000
D
105.000

Slide 12 - Quizvraag

Controle berekening

Slide 13 - Tekstslide

Veiligheidsmarge
Het verschil tussen de werkelijk gerealiseerde netto-omzet en de break-even-omzet heet de
veiligheidsmarge. Het geeft aan hoeveel de werkelijke omzet mag zakken, voordat deze de break-even-omzet aantikt. Immers, zodra het bedrijf onder de break-even-omzet komt draait deze verlies.

De veiligheidsmarge kan met de volgende formule worden berekend:

((Gerealiseerde netto omzet - break-even-omzet) : gerealiseerde omzet))*100%

Slide 14 - Tekstslide

In het vierde kwartaal bedroeg de netto-omzet van groothandel Maarn
€ 240.000,-. De break-even-omzet voor dat kwartaal was begroot op
€ 200.000,-.

Bereken de veiligheidsmarge.

((Gerealiseerde netto omzet - break-even-omzet) : gerealiseerde omzet))*100%
A
16,7%
B
1,7%
C
?
D
€40.000

Slide 15 - Quizvraag

aan de slag!
Maak uit hoofdstuk 10 de volgende sommen:

  • 10.1
  • 10.4
  • 10.5
  • 10.6
  • 10.7

Slide 16 - Tekstslide

Break-even-afzet
Met de break-evenafzet bereken je hoeveel artikelen het bedrijf moet verkopen om geen winst en geen verlies te maken. Hoeveel artikelen moet is dus minimaal verkopen zodat al mijn kosten kunnen worden betaald? 

In de detailhandel kun je de volgende formule gebruiken:

C:(P-V)
C = Constante kosten
P = Verkoopprijs (excl. BTW)
V = Variabele kosten per stuk

Slide 17 - Tekstslide

De verkoopprijs van een artikel is € 40,-. De inkoopprijs per stuk (variabele kosten) is begroot op € 25,-. De constante kosten bedragen € 120.000,- per jaar.

Bereken de break-evenafzet.
C : (P-V)

A
8000
B
0
C
300
D
60000

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag! 
Nakijken: 10.1, 10.4, 10.5, 10.6, 10.7

Maken: 10.2, 10.3, 10.8, 10.9

Slide 19 - Tekstslide