Par 1.1 en 1.2 Je moet keuzes maken/ verdien je genoeg

Agenda les
  • Voorlopige planning periode 1 (tot SE I) wordt uitgedeeld en staat in magister
  • Online methode
  • klassencode lessonup
  • Leerdoelen paragraaf 1.1 Je moet keuzes maken
  • Uitleg paragraaf 1.1
  • Leerdoelen paragraaf 1.2 Hoe rijk voel je je
  • Uitleg par 1.2
  • Zelf aan de slag
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Agenda les
  • Voorlopige planning periode 1 (tot SE I) wordt uitgedeeld en staat in magister
  • Online methode
  • klassencode lessonup
  • Leerdoelen paragraaf 1.1 Je moet keuzes maken
  • Uitleg paragraaf 1.1
  • Leerdoelen paragraaf 1.2 Hoe rijk voel je je
  • Uitleg par 1.2
  • Zelf aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Jaarprogramma  SE economie
Wat moet ik leren
Wanneer
Tijdsduur
Hoe zwaar telt dit
Herkansen
Hst 1,2,3
2 november
90 min
1
ja
Hst 4,5,6
SE 2
90 min
1
ja
Hst 7,8
SE 3
90 min
1
ja

Slide 2 - Tekstslide

Praktische opdracht
Wat moet ik maken
Hoe
Uitvoering
Zwaarte
Herkansen
Economie in de praktijk
Tweetal
In les en na school
1e en 2 periode
1
Nee

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 1.1 
  • Je weet welke soorten behoeften je kunt hebben en kunt voorbeelden geven;
  • Je kunt het economisch begrip " schaars goed" in eigen woorden omschrijven.
  • Je kunt de belangrijkste begrippen van beinvloeding van keuzes in eigen woorden omschrijven (doelgroep, marketingmix, commerciele en sociale beinvloeding) 

Slide 4 - Tekstslide

De primaire behoeften van de ene persoon kan een secundaire behoeften voor een ander persoon zijn.
Primaire behoeften
secundaire behoeften
mobiele telefoon


brood
winterjas
woning
kaartje van een concert
villa met een zwembad
schoolboeken

Slide 5 - Sleepvraag

Indeling van behoeften
Primaire behoeften: noodzakelijke levensbehoeften

Secundaire behoeften : alle overige behoeften die het leven prettiger maken




Slide 6 - Tekstslide

Schaarste dwingt ons tot het maken van keuzes:

Slide 7 - Tekstslide

Schaarse goederen
Schaarse goederen:
  1. Er zijn productiemiddelen ingezet (opgeofferd)
    (kapitaal, arbeid, natuur, ondernemerschap)
  2. Er hangt een prijskaartje aan.
  3. Hoe duurder hoe schaarser.
Vrije goederen: kun je gebruik van maken zonder te betalen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Bespreek onderstaande vragen met tweetal (naast elkaar) en geef de antwoorden in lessonup:
1. Wat vind jij van de actie van Ronaldo?
2. Is de actie van Ronaldo een vorm van commerciële beïnvloeding of sociale beïnvloeding?
Leg je antwoord uit.
3. Waarom zijn grote sponsoren belangrijk voor een Ek?
timer
3:00

Slide 10 - Open vraag

Doelgroep 
In de loop der tijd verandert je koopgedrag of consumentengedrag. 
Dat kan te maken hebben met:
  • commerciële beïnvloeding
  • sociale beïnvloeding
  • je leeftijd
  • de ontwikkeling van je inkomen
  • de tijd waarin je leeft
  • technologische ontwikkelingen, zoals 3D-printen en zelfrijdende auto’s
  • je kennis van producten

Slide 11 - Tekstslide

Jongeren hebben veel geld vrij te besteden.
Leg uit wat wordt bedoeld met " vrij te besteden" .

Slide 12 - Open vraag

Marketingmix - zes P's
  1. Productbeleid
  2. Prijsbeleid
  3. Plaatsbeleid
  4. Promotiebeleid
  5. Personeelsbeleid
  6. Presentatiebeleid

Slide 13 - Tekstslide

Lidl en AH maken andere keuzes bij inzetten marketingmix. Maak met een tweetal een overzicht met de 6 marketinginstrumenten in tabelvorm en geef aan hoe AH en Lidl die inzetten.
timer
5:00

Slide 14 - Open vraag

Leerdoelen par 1.2
  • Je kunt het verschil tussen welvaart en welzijn in eigen woorden omschrijven;
  • Je kunt uitleggen hoe welvaart kan toenemen
  • Je kunt de verdeling van inkomens aflezen uit een grafiek (personele inkomensverdeling c.q. lorenzcurve) 

Slide 15 - Tekstslide

Welvaart en Welzijn
Welvaart is de mate waarin je met je beschikbare middelen in je behoeften kunt voorzien. Bij behoeften horen ook zaken als een veilige omgeving, schone lucht, vrije tijd, enzovoort.
Je welvaart kan toenemen door:
  • het kopen van goederen en diensten
  • zelfvoorziening
  • collectieve voorzieningen die de overheid produceert
Bij welzijn kijk je meer naar hoe gelukkig en tevreden je met je leven bent.

Slide 16 - Tekstslide

BBP bruto binnenlands product
Het bbp (bruto binnenlands product): is de totale waarde van alle geproduceerde goederen en diensten in een land.
Als het bbp toeneemt, neemt ook de welvaart van het land toe.

Slide 17 - Tekstslide

Primaire inkomens
  1. Loon
  2. Huur - pacht
  3. Rente 
  4. Winst
Worden verdiend door Productiefactoren;
  1. Arbeid
  2. Natuur
  3. Kapitaal
  4. Ondernemerschap

BBP per inwoner geen goede maatstaf:
  • alleen officieel geregistreerde productie (geen zelfvoorziening)
  • Is een gemiddelde. Zegt niets over verdeling.
  • Zegt niks over prijzen dus koopkracht in een land.
  • Tevredenheid verschillend bij dezelfde welvaart.

Slide 18 - Tekstslide

Soorten inkomen

Slide 19 - Tekstslide

Oorzaken inkomensverschillen:
  1. leeftijd
  2. de opleiding die je hebt gevolgd of nodig hebt voor een beroep
  3. ervaring
  4. je prestaties; door bijvoorbeeld bonussen kun je meer verdienen
  5. de mate van verantwoordelijkheid
  6. de zwaarte van het beroep; lichamelijk of geestelijk
  7. de vraag naar bepaald werk

Slide 20 - Tekstslide

Lorenzcurve
Aan de groene, diagonale lijn zie je dat de inkomens precies gelijk zijn verdeeld over de bevolking. 30% van alle personen verdient ook 30% van het inkomen.

 
In een land met een ONGELIJKE inkomensverdeling krijg je een gebogen lijn. Aan de paarse lijn zie je dat 70% van de bevolking slechts 40% van het totale inkomen verdient

Slide 21 - Tekstslide

Maak opgave 25 a en b boek blz 17 in je schrift. En vul het antwoord van opgave b hier in.

Slide 22 - Open vraag

Nationaal inkomen en welvaart
Alle inkomens uit arbeid en bezit, zoals loon, rente, winst, huur en pacht, samen zijn het nationaal inkomen. Omdat per land het aantal inwoners flink kan verschillen, zegt het nationaal inkomen niet zoveel.
Daarom kun je beter kijken naar het inkomen per hoofd van de bevolking. Dat is het gemiddeld inkomen per inwoner van een land en zegt iets over de welvaart in dat land.

Slide 23 - Tekstslide

Zelf aan de slag
  • Lees paragraaf 1.1 en 1.2 (vanaf blz 10 boek)
  • Maak van par 1.1 opgave 1, 4, 7, 8, 10, 12, 14, 15. (A,D,G,H,J,L,N,O)
  • Maak van par 1.2 opgave  20, 21, 22, 25, 27, 28 (D, E,F, G, J, M,N)
  • Kijk de opgaven na. 

Slide 24 - Tekstslide

Par 1.2:

Slide 25 - Tekstslide

Par 1.2:

Slide 26 - Tekstslide

Weektaak lesweek 1
  • Lees hoofdstuk 1 en leer de begrippen 
  • Maak van par 1.1 opgave 1, 4, 7, 8, 10, 12, 14, 15. (theorie les 1)
  • Maak van par 1.2 opgave 20, 21, 22, 25, 27, 28 (theorie les 1)
  • Maak van par 1.3 opgave 31 t.m 38 (theorie les 2)
  • Maak van par 1.4 opgave 40, 44 t.m. 46 (theorie les 3)
  • Kijk de opgaven na met andere kleur pen. 

Slide 27 - Tekstslide