In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H4 De Verlichting
Slide 1 - Tekstslide
Terugblik
Slide 2 - Tekstslide
Vraag 1: Hoe noemde Lodewijk XIV zichzelf ook wel?
A
De Maankoning
B
De Absolutist
C
De Marskoning
D
De Zonnekoning
Slide 3 - Quizvraag
Koning Lodewijk XIV(14de) noemde zichzelf ook wel de Zonnekoning. Hij had zelfs in heel het paleis Versailles zijn hoofd in de vorm van een zon laten aanbrengen. Hiernaast op het plaatje zien jullie twee van deze versiersels die op het hek van het Versailles zijn aangebracht en 2 schilderijen van Lodewijk XIV(14de).
Slide 4 - Tekstslide
Vraag 2: Maar waarom noemde Lodewijk XIV zichzelf zo?
A
Hij zag zichzelf als het zonnetje in huis.
B
Hij zag zichzelf als het middelpunt van de wereld.
C
Hij noemde zich zo, omdat hij altijd gele kleding droeg.
D
Hij noemde zichzelf zo, omdat hij verliefd was op de zon.
Slide 5 - Quizvraag
Lodewijk XIV(14e) noemde zichzelf ook wel de Zonnekoning, omdat hij zichzelf zag als het middelpunt van onze wereld. Net zoals de aarde om de zon heen draait, vond hij dat de wereld ook om hem draaide.
Slide 6 - Tekstslide
Vraag 3: Wat van soort macht heeft Lodewijk XIV? En wat houdt dit in?
A
Oligarchische macht. Wat inhoudt dat hij en een aantal van zijn ministers alle macht in handen hebben.
B
Democratische macht. Wat inhoudt dat hij alle macht in het land gekregen heeft van het volk, aan de hand van verkiezingen.
C
De absolute macht. Wat inhoudt dat hij met niemand rekening hoeft te houden bij het maken van beslissingen over het land.
Slide 7 - Quizvraag
Lodewijk XIV(14de) had in Frankrijk alle macht naar zich toegetrokken. Hij is dan ook een schoonvoorbeeld van een Absoluut vorst. Dit houdt in dat niets in het land besloten kan worden zonder dat Lodewijk XIV(14de) toestemming geeft. Lodewijk XIV(14de) had dus absoluut alle macht in handen.
Slide 8 - Tekstslide
Vraag 4: Waarom woonden er zoveel edelen in het paleis van Lodewijk XIV?
A
Koning Lodewijk XIV vond zoveel mensen in het paleis gezellig.
B
Koning Lodewijk XIV dacht:
“Er is toch ruimte zat op het paleis. Waarom dan ook niet?”
C
Koning Lodewijk XIV kon ze op deze manier in de gaten houden
D
Koning Lodewijk XIV deed dat om aan te tonen hoeveel mensen hij wel kon onderhouden(dus voor status).
Slide 9 - Quizvraag
Er woonden zoveel edelen in het paleis van de koning, omdat Lodewijk XIV(14de) de edelen op deze manier goed in de gaten kon houden. Hij wist namelijk dat als hij even niet zou opletten de edelen de macht naar zich toe zouden trekken. En door de eldelen op zijn kasteel te laten wonen hoopte hij een opstand tegen hem te voorkomen.
Slide 10 - Tekstslide
Vraag 5: Hoe ging het die tijd met de “gewone mensen in Frankrijk? Hoe kwam dat?
A
Goed, de “gewone mensen” in Frankrijk
konden zelfs op het paleis komen
eten als ze in of rond Parijs woonden.
B
Slecht, de “gewone mensen” in Frankrijk kregen wel een uitkering van Lodewijk XIV(14de), maar het was lang niet genoeg om alles te betalen.
C
Goed, de “gewone mensen” in Frankrijk
hadden genoeg te eten en hadden
een redelijk huis om in te wonen.
D
Slecht, de “gewone mensen” in Frankrijk moesten hoge belastingen betalen en een hoge pacht om het land waarop ze leefden te mogen bewerken.
Slide 11 - Quizvraag
De "gewone mensen"(derde stand) hadden het heel erg slecht. Dit komt door de hoge pacht van het land waar ze op woonden of die ze bewerkten en de hoge belasting die ze aan de koning van Frankrijk moesten betalen. (Plaatje zien jullie dat de 1e en 2e stand rusten op de 3e stand).
De derde stand leefde grotendels in armoede en leden honger. Lodewijk XIV deed niets aan deze armoede. Hij bleef maar dure feesten organiseren en hele dure oorlogen voeren. Hij had Frankrijk daarmee bijna in een faillissement getrokken.
Slide 12 - Tekstslide
Vraag 6: Wat wordt er met de Wetenschappelijke Revolutie bedoeld?
A
Een periode in de geschiedenis waarin er ontzettend veel nieuwe wetenschappelijke uitvindingen worden gedaan aan de hand van rationeel denken.
B
Een periode in de geschiedenis waarin wetenschap wordt omarmd door de kerk en de paus.
C
Een periode in de geschiedenis waarin de mensen een revolutie beginnen om de wetenschap te stoppen.
Slide 13 - Quizvraag
In de tijd van de Wetenschappelijke Revolutie zijn er ontzettend veel nieuwe uitvindingen gedaan. Dit was mogelijk, omdat er veel geld werd uitgegeven door bijvoorbeeld koningen, zoals Lodewijk XIV, om wetenschappelijk onderzoek te doen
Op de afbeelding hiernaast zien jullie Colbert(minister van finaniciën in Frankrijk onder Lodewijk XIV) die de leden van de Koninklijke Academie van Wetenschappen presenteert aan Lodewijk XIV in 1667.
Uitvinders en natuurwetenschappers uit de Wetenschappelijke Revolutie zoals Christiaan Huygens en Isaac Newton slaagden er steeds beter in om de natuur te doorgronden. Hun manier van denken leidde tot het ontstaan van het rationalisme.
Slide 14 - Tekstslide
Vraag 7: Wat betekent rationalisme? Het rationalisme is…
A
een denkwijze waarin men meer hun ratio(verstand) gingen gebruiken in plaats van het geloof te vertrouwen.
B
een denkwijze waarin men geloofde wat de kerk hun vertelde en de wetenschap naast hun neer legden.
C
een denkwijze waarin men uit ging van de ratio(verstand) van de Paus.
Slide 15 - Quizvraag
Het rationalisme is een denkwijze waarin de rede(verstand gebruiken) de enige of voornaamste bron van kennis is. De Bijbel werd niet meer direct gezien als de waarheid. En zo nam men niet meer 1.2.3. aan wat de kerk zei. Ze gingen zelf nadenken over verschijnselen die ze vervolgens onderzochten. Maar dat wil niet zeggen dat ze niet meer in God geloofden.
Slide 16 - Tekstslide
De Verlichting
Slide 17 - Woordweb
“Jullie weten aan het einde van de les aan de hand de ideeën van 3 filosofen en/of wetenschappers uit te leggen wat er zich heeft afgespeeld tijdens de Verlichting.”
Leerdoel :
Slide 18 - Tekstslide
In de 18e eeuw werd er voortgebouwd op de ideeën van de Wetenschappelijke Revolutie. Dankzij het rationele denken kwamen er nieuwe ideeën over sociale verhoudingen, de politiek, de economie en over de rol van godsdienst in de samenleving.
Slide 19 - Tekstslide
Sociale verhoudingen en John Locke:
John Locke (1632-1704)
- Eerste die opschreef dat het absolutisme onacceptabel is als je logisch nadenkt.
- Ieder mens bij de geboorte gelijke rechten.
- Koning moet rekening houden met het volk.
- Bevolking moet wetten gehoorzamen.
- Maakt koning slechte wetten en streeft niet belangen van volk na? --> Dan mag je in opstand komen.
Slide 20 - Tekstslide
Frankrijk:
- Lodewijk XIV
- Locke ziet absolute macht vergroot worden
Engeland:
- Omgekeerde in Engeland
- Koning Karel I
- Luisterde niet naar het parlement
- Werd opgepakt en onthoofd
- Burgeroorlog als gevolg
- Tijd geen koning
- Engelsen willen toch weer een koning
- Locke betrokken bij zoektocht
- Koning die wel luisterd naar parlement
- Nederlandse stadshouder Willem III wordt koning van Engeland.
- Maar wet beperkt macht koning
- Constitutionele monarchie
Slide 21 - Tekstslide
Politiek, Charles Montesquieu en Jean-Jacques Rousseau:
- Charles de Secondat(1689-1755), baron van Montesquieu
- Adelijke komaf, positie in het Parlement
- Dacht na over goede verdeling van de macht
- Kritiek op Franse samenleving in zijn Roman
- Waarin twee Perzen door Europa reizen
- Schrijven alle opmerkelijke dingen op (absolutisme bijvoorbeeld).
- Vele edelen ijdele nietsnutten
- Kritiek op de absolute macht koning
Slide 22 - Tekstslide
- Later Montesquieu anderhalf jaar in Engeland
- Bestuurde daar wetten.
- Wilde weten hoe Engelsende macht van de koning beperkt wordt.
- Ontwierp daarna de leer van de"Trias Politica" of "scheiding der machten" .
Drie machten:
1. Wetgevende macht: Deze macht heeft het recht om wetten in te voeren of af te keuren. (Tweede Kamer)
2. Uitvoerende macht: Deze macht zorgt ervoor dat wetten worden uitgevoerd
(premier Rutte).
3. Rechtsprekende macht: Deze macht controleert of de wetten worden nageleefd. (Hogegerechtshof)
- De drie machten mogen nooit in handen van één persoon komen.
- "Dan is alles verloren"
Slide 23 - Tekstslide
- Macht is gevaarlijk
- Moet altijd worden begrensd
- Elke macht controleerd voordurend en
en houd de andere machten in bedwang.
- Niemand mag bang worden van macht staat
- Iedereen zou in vrijheid moeten kunnen leven en werken en leven
- Macht moet liggen bij het volk
Slide 24 - Tekstslide
Jean- Jacques Rousseau:
- Jean- Jacques Rousseau(1712-1778)
- Kritiek op politiek
- Landen moeten bestuurd worden door de algemene wil
van het volk.
- Dit doormiddel van een "Sociaal contract" (maatschappelijk verdrag) tussen volk en bestuur.
- Iederen is gelijk(gelijke rechten)
Slide 25 - Tekstslide
Huiswerk nakijken
Slide 26 - Tekstslide
Vraag 2 Wat zie je in Bron 4? Waarom is Lodewijk zo afgebeeld?
Slide 27 - Open vraag
Vraag 2c Leg uit waarom er na het schilderij Lodelijk er heel anders voorstond
Slide 28 - Open vraag
Vraag 3 Noem 2 manieren waarop Lodewijk de adel na 1661 onder controle te houden?
Slide 29 - Open vraag
Noem drie voorbeelden van uit de tekst hoe Colbert de koning helpt Frankrijk machtiger te maken
Slide 30 - Open vraag
D. Hoe kun je de macht van Lodewijk zien op de bron?