Hoofdstuk 10.1 herhaling

10.1 Gelijknamige breuken

Je herhaalt:

Breuken vereenvoudigen
Gelijknamige en ongelijke breuken optellen en aftrekken

1 / 14

Slide 1: Tekstslide

WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

10.1 Gelijknamige breuken

Je herhaalt:

Breuken vereenvoudigen
Gelijknamige en ongelijke breuken optellen en aftrekken

Slide 1 - Tekstslide

Breuken bestaan uit...

Boven en onder

Teller en noemer

Naam en achternaam

Vier cijfers

Slide 2 - Quizvraag

Vereenvoudig de volgende breuken
16/20

5/8

1/4

4/5

2/3

Slide 3 - Quizvraag

Welke 2 breuken zijn hetzelfde
Klik er één aan
Klik in de volgende dia de andere aan

2/4

1/4

2/3

1/2

Slide 4 - Quizvraag

Welke 2 breuken zijn hetzelfde
Klik nu de tweede aan

2/4

1/4

2/3

1/2

Slide 5 - Quizvraag

Bij breuken optellen moet je de breuken gelijknamig maken

Waar

Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

2/6 en 4/6
Zijn gelijknamige breuken

waar

niet waar

Slide 7 - Quizvraag

wat is 2/9 + 4/18 ?
(denk aan het vereenvoudigen van breuken)

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 9 ​}

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 1 8 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​}

\frac{​ 1 6 ​ ​}{​ 3 6 ​}

Slide 8 - Quizvraag

Breuken optellen:

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 9 ​} + \frac{​ 3 ​ ​}{​ 7 ​} =

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 9 ​} + \frac{​ 3 ​ ​}{​ 7 ​} = \frac{​ 1 4 ​ ​}{​ 6 3 ​} + \frac{​ 1 8 ​ ​}{​ 6 3 ​} = \frac{​ 3 2 ​ ​}{​ 6 3 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 9 ​} + \frac{​ 3 ​ ​}{​ 7 ​} = \frac{​ 1 4 ​ ​}{​ 6 3 ​} + \frac{​ 2 7 ​ ​}{​ 6 3 ​} = \frac{​ 4 1 ​ ​}{​ 6 3 ​}

Slide 9 - Quizvraag

breuken optellen

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} + \frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​} =

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 9 ​}

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 2 0 ​} = \frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 2 2 ​ ​}{​ 2 0 ​}

1 \frac{​ 3 ​ ​}{​ 2 0 ​}

Slide 10 - Quizvraag

breuken optellen

\frac{​ 6 ​ ​}{​ 5 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 1 ​}

\frac{​ 1 8 ​ ​}{​ 2 0 ​} = \frac{​ 9 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 1 9 ​ ​}{​ 2 0 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 2 0 ​}

Slide 11 - Quizvraag

Breuken optellen

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} + \frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​} =

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 9 ​}

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 2 0 ​} = \frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 2 3 ​ ​}{​ 2 0 ​}

1 \frac{​ 3 ​ ​}{​ 2 0 ​}

Slide 12 - Quizvraag

breuken aftrekken

\frac{​ 6 ​ ​}{​ 5 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 1 ​}

\frac{​ 1 8 ​ ​}{​ 2 0 ​} = \frac{​ 9 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 1 9 ​ ​}{​ 2 0 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 2 0 ​}

Slide 13 - Quizvraag

Ik kan optellen en aftrekken met breuken en deze vervolgens vereenvoudigen

😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Hoofdstuk 10.1 herhaling

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Poll

Meer lessen zoals deze

Hoofdstuk 10.1 en 10.2 herhaling

H10: paragraaf 1 - gelijknamige breuken

MCA WIS3H DT5 week 1 les 2 Rekenen met breuken

wortels en machten

Rekendidactiek Breuken

1F getallen breuken

gelijknamige breuken optellen en aftrekken

Thuisonderwijs week 2 les betekenis breuken