Semana 10 Año 2 HL

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

¡BIENVENIDOS!

Objetivos Doelen

En esta clase... In deze les...

1. ...aprendo a decir qué me gusta y que no me gusta leer ik zeggen wat ik wel en niet leuk vind en waar ik wel en niet van houd

3. ...aprendo a usar el verbo 'gustar' leer  ik het werkwoord 

'lekker/leuk vinden' te gebruiken

Gustar Leuk vinden/houden van

Het werkwoord 'gustar' gaat anders dan de regelmatige werkwoorden. 

ik vind ... leuk : Me gusta 

jij vindt ... leuk : Te gusta  

hij/zij/u vindt ... leuk : Le gusta 

Achter 'gusta' komt wat er dan leuk gevonden wordt, bv.: 

> Me gusta dormir. Ik houd van slapen.

> ¿Te gusta el español? Vind jij Spaans leuk?

Gustar Leuk vinden/houden van

Als hetgeen wat leuk gevonden wordt een werkwoord óf een woord in het enkelvoud is, gebruik je gusta. Maar staat dat woord in het meervoud, dan gebruik je gustan:

> Me gusta esta falda. Ik vind deze rok leuk.

> Me gustan los vaqueros. Ik vind de spijkerbroek(en) leuk.

Orden Volgorde

A mí/A ti

A él    > A Pedro 

A ella > A Elena

Gustar Leuk vinden/houden van

Als je wilt aangeven dat je iets niet leuk vindt, zet dan het woordje no ervoor:

> No me gusta estudiar. Ik houd niet van studeren. 

> No me gustan las camisetas. Ik houd niet van overhemden. 

¡A trabajar! Aan het werk!

• LT p. 110/111 ej. 4 + 5
• LE p. 73 ej. 3 + corregir 

¿Qué te gusta?
Maak een zin waarin je aangeeft waar jij van houdt.

¿Qué no te gusta?
Maak een zin waarin je aangeeft waar jij niet van houdt.

Deberes Huiswerk

- Haced: LT p. 110/111 ej. 4 + 5, LE p. 73 ej. 3 + corregir 

- Estudiad: LT p. 115 punt 1  + aantekeningen

¡Hasta luego!

¡BIENVENIDOS!

Objetivos Doelen

En esta clase... In deze les...

1. ... repaso el verbo 'gustar' herhaal ik het werkwoord 'gustar'

2. ...aprendo a usar el complemento indirecto leer ik het meewerkend voorwerp te gebruiken

Actividad inicial

Elige el pronombre correcto y la forma de gustar correcta.

Vul het juiste voornaamwoord + vorm van gustar in.

me/te/le             gusta/gustan

A mí ... la chaqueta azul.

A Pedro ... las naranjas.

María, ¿a ti ... la comida española?

A mi hermana ... charlar.

El complemento indirecto

Het meewerkend voorwerp

Ik geef een cadeau aan mijn moeder.

Aan/voor wie + gezegde + onderwerp (+ lijdend voorwerp).

--> Aan wie geef ik een cadeau? Aan mijn moeder --> Meewerkend voorwerp = mijn moeder.

El complemento indirecto

De voornaamwoorden me, te en le  worden ook gebruikt voor het meewerkend voorwerp.

Ana me cuenta un chiste (a mí). Anna vertelt (aan) mij een grapje.

Te digo la verdad (a ti). Ik vertel (aan) jou de waarheid. 

Le compro flores (para María). Ik koop (voor) María bloemen.

El complemento indirecto

De voornaamwoorden me, te en le  worden ook gebruikt voor het meewerkend voorwerp.  

Ana me cuenta un chiste (a mí). Anna vertelt (aan) mij een grapje.

Te digo la verdad (a ti). Ik vertel (aan) jou de waarheid. 

Le compro flores (para María). Ik koop (voor) María bloemen.

Ze staan altijd vóór de persoonsvorm.

El orden de la frase

Onderwerp - meewerkend voornaamwoord - persoonsvorm  - lijdend voorwerp

Mi madre             me                                                             compra                una bicicleta.

Yo                            te                                                                escribo                   una carta.

La profe               le                                                                  explica                   el complemento indirecto.

Deberes Huiswerk

- Haced: LT p. 111 ej. 7, LE p. 74 ej. 5 + 6 + corregir 

- Estudiad: LT p. 175  + aantekeningen

¡Hasta luego!