1HV - Gram. woordsoorten - H5

Welkom!
Pak je leesboek. 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen ...
  • Herhaling grammatica H4 woordsoorten:
        aanw.vnw
        vr.vnw
  • Huiswerk bespreken
  • Start grammatica H5 
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling Grammatica H4
Aanwijzende en vragende voornaamwoorden

Slide 3 - Tekstslide

aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets aan!

deze, die, dit, dat, 

zo’n, zulke, dergelijke

zelf, hetzelfde, dezelfde
 


Slide 4 - Tekstslide

aanwz.vnw  >  verwijst naar een zelfstandig naamwoord
Dat huis wordt verkocht.

Zij houdt van die dieren. 

dat en die kunnen vervangen worden door dit of deze (als dat niet kan, zijn het geen aanwijzende voornaamwoorden!)

Slide 5 - Tekstslide

vragend voornaamwoord
Vraagt naar iets!

4 vragende voornaamwoorden:
wie 
wat
 welke
 wat voor (een)

Slide 6 - Tekstslide

voorbeeldzinnen
Wie gaat naar school?

Naar welk land ga je op reis?

Wat ga je doen als je vrij bent?

Wat voor boek heb je gekozen?

Slide 7 - Tekstslide

Pak je huiswerk
We bespreken opdracht 2 en 4 klassikaal.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 2- noteer aanw.vnw en vr.vnw
1. Met zulke praatjes hoef je bij die man echt niet aan te komen.
2. Weet je al welke klasgenoten je uitnodigt voor dat feest?
3. Mijn broer heeft geen idee wie zijn kapotte cd-speler kan maken.
4. Iedereen eet liever de hamburgers van McDonald's dan deze vette.
5. Heb je voor dit verslag hetzelfde boek gelezen als Janine?
6. Ze snapt niet wat ze anderen aandoet met dergelijke roddels.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 4
We lezen één voor één een zin voor uit de opdracht. Doe je boek open op bladzijde 121.

Slide 10 - Tekstslide

Start grammatica H5
Voorzetsels

Slide 11 - Tekstslide

Voorzetsels

Slide 12 - Tekstslide

Voorzetsels
  • Voorzetsels staan meestal voor een lidwoord of een voornaamwoord met een zelfstandig naamwoord. (achter die kast, naast mij, onder de boeken). Ze kunnen ook achter een zelfstandig naamwoord staan, meestal geeft het dan een richting aan. (Ik viel de sloot in, hij liep de weg op. ) 
  • Voorzetsels geven ook een reden/oorzaak aan: (dankzij hem is het goed gekomen, vanwege de regen is het feest afgelast).

  • Let op! Delen van scheidbare werkwoorden zijn geen vz.Hij belt mij op. op = geen vz

Slide 13 - Tekstslide

Eigenschappen vz


  • Ze geven een plaats, tijd of reden aan.
  • Trucje:
  • ... de kast (achter, op, voor)
  • ... het feest (tijdens, na, gedurende)



Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Even oefenen: wat zijn vz hier?
  1. Dankzij Daphne en Edwin Jongejans werd schoonspringen populair onder onze bevolking.
  2. Vanaf een plank spring je zo mooi (schoon) mogelijk het water in.
  3. Hoogtevrees komt bij de deelnemers tijdens de sprong nauwelijks voor. 

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de opdrachten bij H5 Grammatica Woordsoorten.
Maak je het uit je boek? Dan maak je opdracht 1 t/m 4.
Doe je het online? Dan maak je alle opdrachten die je tegenkomt.

Klaar? Dan ga je lezen. 

Slide 17 - Tekstslide