Opdracht 2- noteer aanw.vnw en vr.vnw
1. Met zulke praatjes hoef je bij die man echt niet aan te komen.
2. Weet je al welke klasgenoten je uitnodigt voor dat feest?
3. Mijn broer heeft geen idee wie zijn kapotte cd-speler kan maken.
4. Iedereen eet liever de hamburgers van McDonald's dan deze vette.
5. Heb je voor dit verslag hetzelfde boek gelezen als Janine?
6. Ze snapt niet wat ze anderen aandoet met dergelijke roddels.