In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De elf is als dichtvorm ontstaan in de Verenigde Staten. In het Engels taalgebied is de dichtvorm bekend onder de naam "American Cinquain" (poëtische vorm met een patroon van 5 lijnen). In Nederland werd deze dichtvorm voor het eerst gebruikt in de 20ste eeuw (+/- 1987).
Het elfje is vooral populair omdat het een klein gedichtje is. En omdat het “verhaal” van het gedicht moet worden geschreven in 11 woorden. Daardoor moet er goed nagedacht worden over de tekst.
Er zijn weinig Nederlandse dichters die het elfje als een serieuze dichtvorm zien. Nico van den Raad is een dichter die deze dichtvorm wel gebruikt. Hier zijn 2 voorbeelden van zijn elfjes:
Slide 2 - Tekstslide
Elfje:
krokus
kom op
wees niet bang
kom maar te voorschijn
lentebode
Slide 3 - Tekstslide
Elfje:
sneeuw
wit tapijt
op donkere aarde
nog even niet betreden
ongereptheid
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Samengevat:
Een elfje is een gedicht van 11 woorden, verdeeld over 5 regels:
De eerste regel heeft 1 woord,
De tweede regel heeft 2 woorden,
De derde regel heeft 3 woorden
De vierde regel heeft 4 woorden
De vijfde regel heeft weer 1 woord en bevat meestal een samenvatting van het geheel..
Slide 6 - Tekstslide
Hoeveel woorden heeft de tweede regel van een elfje?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 7 - Quizvraag
De vijfde regel heeft weer 1 woord en bevat meestal een samenvatting van het geheel.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
In een elfje mag je ook dingen als w8, gwn of u2 gebruiken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Het bedenken van een elfje stimuleert je creatieve denkvermogen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Wat ga je doen?
Je gaat een elfje maken:
De eerste regel heeft 1 woord,
De tweede regel heeft 2 woorden,
De derde regel heeft 3 woorden
De vierde regel heeft 4 woorden
De vijfde regel heeft weer 1 woord en bevat meestal een samenvatting van het geheel..
Slide 11 - Tekstslide
Het stappenplan:
Stap 1: Neem een ding, dier of mens in je hoofd waarover het gedicht zal gaan. Kies een eigenschap dat hierbij past en schrijf dit in 1 woord op. Bijvoorbeeld de kleur, het karakter, de geur, de smaak etc.
Stap 2: Schrijf in 2 woorden bij wie of wat die eigenschap hoort.
Stap 3: Waar is het ding, dier of mens?
Stap 4: Stel een vraag over waar de eerste drie regels over gaan.
Stap 5: Wat zegt het, welk geluid maakt het?
Slide 12 - Tekstslide
Ben je klaar?
Ben je klaar met je elfje dan maak je in PowerPoint of Canva een passende achtergond. Daarop plak je jouw elfje. Zoals hiernaast: