Wederkerend werkwoord 4hv

H2A
Nikki
Kyra
Nienke
Sequoyah
Aiden
Quincy
Maud
Mogently
Quinn
Sofie
Delisha
Lyris
Ramon
Dylano
Max
Yenthe
Jasmijn
Nikolai
Monique
Jasmine
Shelden
Cebrian
Ian
Youp
Docent
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

H2A
Nikki
Kyra
Nienke
Sequoyah
Aiden
Quincy
Maud
Mogently
Quinn
Sofie
Delisha
Lyris
Ramon
Dylano
Max
Yenthe
Jasmijn
Nikolai
Monique
Jasmine
Shelden
Cebrian
Ian
Youp
Docent

Slide 1 - Tekstslide

le programme d'aujourd'hui

Corriger les exercice  14 
Wederkerende werkwoorden 
So'tje


Slide 2 - Tekstslide

Les devoirs
Ex: 14

Slide 3 - Tekstslide

De wederkerende werkwoorden
Wederkerende werkwoorden zijn werkwoorden waar in het Nederlands zich voor staat: zich wassen, zich vergissen, zich voelen, zich herinneren, zich zorgen maken, etc.

Slide 4 - Tekstslide

Veel voorkomende werkwoorden
zich douchen - se doucher
zich wassen - se laver
zich scheren - se raser
zich opmaken - se maquiller
Sommige werkwoorden zijn in het Nederlands NIET wederkerend, maar in het Frans wel!!!!
wakker worden - se reveiller
opstaan - se lever
naar bed gaan- se coucher
tandenpoetsen - se brosser les dents
wandelen - se promener

Slide 5 - Tekstslide

Zich wassen

Een voorbeeld: Ik was me.

Bij wederkerende werkwoorden horen de dikgedrukte woorden altijd bij elkaar. Ik en me, jij en je, hij en zich etc.


Se laver

je me lave (ik was me)
tu te laves (jij wast je)
il se lave (hij wast zich)
elle se lave (zij wast zich)
on se lave (men wast zich)
nous nous lavons (wij wassen ons)
vous vous lavez (jullie wassen jullie)
ils/elles se lavent (zij wassen zich)

Slide 6 - Tekstslide

In de passé composé

vervoegen we ALLE wederkerende werkwoorden met ÊTRE

Je me suis lavé(e)
tu t'es lavé(e)

il s'est lavé

elle s'est lavée

nous nous sommes lavé(e)s
vous vous êtes lavé(e)(s)
ils se sont lavés

elles se sont lavées

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Kies de juiste optie:
Elle __ beaucoup aux films (s'intéresser ).
A
s'intéresse
B
s'intéresses

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste optie:
Je __ lave à huit heures du matin (se laver).
A
te lave
B
me lave

Slide 10 - Quizvraag

Kies de juiste optie:
Nous ___ amusons à la fête de Léa (s'amuser).
A
nous amusons
B
nous amusez

Slide 11 - Quizvraag

Vul zelf het goede antwoord in:
Il ___ toujours tard (se coucher).

Slide 12 - Open vraag

Vul zelf het goede antwoord in:
Elles ___ à Paris (s'installer).

Slide 13 - Open vraag

Vul zelf het goede antwoord in:
Les élèves ___ dans leur chambre (se reposer)

Slide 14 - Open vraag